Fase 3 Nu NL A 1.1 Onderwerp en hoofdgedachte

Wat gaan we doen vandaag?
Opdracht schrijven
Opdracht luisteren - schrijven
Gebaren opdrachten

Waarom? Om jullie niveau in te schatten

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
Opdracht schrijven
Opdracht luisteren - schrijven
Gebaren opdrachten

Waarom? Om jullie niveau in te schatten

Slide 1 - Slide

Lees het berichtje van Yousef en schrijf een berichtje terug. 
Tekst

Slide 2 - Slide

Bericht:

Hoi Richard,
Tijd geleden! Heb je zin om vrijdagavond samen wat te gaan eten in de stad? Zou leuk zijn! 
Opdracht: 
Schrijf een berichtje terug. Jij bent Richard. Je wilt niet met Yousef gaan eten. Je hebt geen zin, maar dat wil je niet schrijven. Bedenk een Excuus. 

Slide 3 - Slide

Geef je berichtje aan je buurman/vrouw. 
Bekijk het berichtje van je buurman/vrouw. 
Wat valt op?

Slide 4 - Slide

Dictoglos (23)
Je docent leest zo een tekst voor.
Luister goed!
Hierna wordt de tekst nogmaals voorgelezen. Nu mag je aantekeningen maken. Na afloop ga je in eigen woorden een samenvatting maken van de tekst.

Slide 5 - Slide

Moeilijke woorden
het vrachtschip
de autoriteiten (de overheid/ iemand met veel gezag)
de rederij (onderneming die schepen laat varen)

Slide 6 - Slide

Tekst 2
Irene Schouten wint haar derde gouden medaille.

Slide 7 - Slide

Wat heb je geschreven?
Wat was belangrijk?
Kun je in een paar zinnen tegen je buurman of buurvrouw vertellen waar de tekst over ging?

Slide 8 - Slide

Gebaren

Slide 9 - Slide

Opdracht
Je gaat in tweetallen werken.
De een laat een gebaar zien, de ander raadt wat er bedoeld wordt. 
Je krijgt voorbeeldzinnen van ons.

Slide 10 - Slide

- Je bent gek!                                 - Rustig maar!
- Kom maar hier.                                   -  Hoe laat is het?  
- Ik ben moe, ik ga slapen.                        - Dat mag niet!
- het kan me niet schelen.                               - Ik vind het wel lekker.
- Wat zeg je? Ik kan je niet goed verstaan.                                               

Slide 11 - Slide