TT werden

Werkwoorden - werden 
intro
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden - werden 
intro

Slide 1 - Slide

werden -> betekenis (1)
worden

  • Morgen werde ich 16.
  • Ich will später Lehrerin werden.
  • Mein nächstes Fahrrad wird blau.
  • Ich werde verrückt!

uitleg

Slide 2 - Slide

werden -> betekenis (2)
zullen, gaan ..., van plan zijn

  • Das werde ich nicht machen. 
  • Wir werden dich morgen besuchen. 
  • Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
  • Werdet ihr das Buch noch lesen?
uitleg

Slide 3 - Slide

Samenvatting
uitzondering:  werden

werden:                                          
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
werde
wirst
wird

werden
werdet
werden
werden heeft 2 betekenissen:
  1. worden
  2. zullen/van plan zijn/gaan ...

Vertalen van gaan:
  • werden = van plan zijn, zullen
  • gehen = ergens naartoe
uitleg

Slide 4 - Slide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e



en
t
en
werden -> uitzondering
werd
wirst
wird

werd
werd
werd
e
uitleg

Slide 5 - Slide

En nu jij!

Kan jij werden al correct vervoegen?
uitleg

Slide 6 - Slide

werden (du)
6/10

Slide 7 - Open question

werden (Maria)
8/10

Slide 8 - Open question

werden (ihr)
9/10

Slide 9 - Open question

  • Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
  • Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
  • Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
  • Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?
werden: zullen, gaan ..., van plan zijn
gehen: ergens naartoe
uitleg

Slide 10 - Slide

En nu jij!

Weet jij al wanneer je werden of gehen moet gebruiken?
uitleg

Slide 11 - Slide

Wir ... morgen nach
Deutschland fahren.
2/6
uitleg/antwoord
wij zijn van plan naar Duitsland te rijden -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 12 - Quiz

Das ... ich echt nicht
machen!
3/6
uitleg/antwoord
dat zal ik echt niet doen! -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 13 - Quiz

Gute Nacht, ich ...
ins Bett!
4/6
uitleg/antwoord
ik ga naar bed (toe) -> gehen
A
werden
B
gehen

Slide 14 - Quiz

Tschüs! Wir ... nach
Hause!
5/6
uitleg/antwoord
wij gaan naar huis (toe) -> gehen
A
werden
B
gehen

Slide 15 - Quiz

Karim ... gleich alles
aufräumen.
6/6
uitleg/antwoord
Karim zal zo alles opruimen -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 16 - Quiz

slotwoord

Slide 17 - Slide