HAVO 2 par 1.3 heb je geld nodig om te ruilen? (les2)

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

HOOFDSTUK 1

Paragraaf 1.3
Heb je geld nodig om te ruilen (les 2)

Lesdoel

Na deze les :

• wat is een koopkracht 
• wat is inflatie
• hoe bereken je een procentuele verandering
• wat is een indexcijfer en hoe bereken je het

Lesdoel 

• wat is koopkracht en wat is inflatie

Koopkracht

Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, daalt je koopkracht.

Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, stijgt je koopkracht.

Je koopkracht laat zien hoeveel goederen en diensten je met je inkomen kunt kopen.

Je koopkracht is dus afhankelijk van:

- De prijzen

- Je inkomen

Inflatie - Deflatie

Lesdoel 

• procentuele verandering

Formule Procentuele verandering

Hoeveel verandert een nieuw getal in procenten ten opzichte van het vorige getal.

Procentuele verandering =  (Nieuw - Oud) / Oud   x 100

Voorbeeld:

De prijs van een broek was € 60,-. Nu is de prijs € 75.
Wat is de procentuele verandering?

Formule Procentuele verandering

Procentuele verandering =  (Nieuw - Oud) : Oud   x 100

Voorbeeld:

De prijs van een broek was € 60,-. Nu is de prijs € 75.
Wat is de procentuele verandering?

Uitwerking
Nieuw = € 75       Oud = € 60,-

75 - 60 = 15     

15 : 60 = 0,25     

0,25 x 100 = 25%

Lesdoel 

• wat is een indexcijfer en hoe bereken je het

Indexcijfer

Een indexcijfer laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode.

Afgesproken periode heet het basisjaar. Het basisjaar heeft het indexcijfer 100 (dat is net zoiets als 100%)

Formule indexcijfer

Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.

Formule indexcijfer:

(gegevens van nieuwe jaar : gegevens van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

Indexcijfers berekenen

Indexcijfer berekenen:

(gegevens van nieuw jaar : gegevens van het basisjaar) × 100 = indexcijfer

Bereken de indexcijfers van 2014 en 2015

Indexcijfers berekenen

Indexcijfer berekenen:

(gegevens van nieuw jaar : gegevens van het basisjaar) × 100 = indexcijfer

Basisjaar = 2013 dus indexcijfer 2013 = 100

Indexcijfer 2014 = ( 2,75 : 2,64 ) x 100 = 104,166    = 104,2

Indexcijfer 2015 = ( 2,51 : 2,64) x 100 = 95,075       = 95,1

Indexcijfers berekenen

Basisjaar = 2013 dus indexcijfer 2013 = 100

Indexcijfer 2014 = ( 2,75 : 2,64 ) x 100 = 104,166    = 104,2

Indexcijfer 2015 = ( 2,51 : 2,64) x 100 = 95,075       = 95,1

Dit betekent dat de prijs in 2014 met 4,2% is gestegen ten opzichte van 2013 en dat de prijzen van 2015 met 4,9% zijn gedaald 

Samenvatting

wat is een koopkracht

wat is inflatie

hoe bereken je een procentuele verandering

wat is een indexcijfer en hoe bereken je het

Aan de slag

• maak uit je boek vraag 34 t/m 37 op blz 19
   
• maak de herhalingsvraag 17 op blz 29
   
• maak de rekensommen 8, 9, 12 en 13 op blz 33
   
• maak de lesson up vragen uit deze les

Oefenen

Pak je boek erbij en check de theorie uit de paragraaf als je een vraagt niet weet.

Succes!

Een daling van koopkracht kan het gevolg zijn van....

1. opslag
2. deflatie
3. brexit
4. inflatie

Je koopkracht daalt als...

1. Je inkomen stijgt
2. Er sprake is van inflatie
3. Er sprake is van deflatie
4. productprijzen dalen

Wat bedoelen we met koopkracht?

1. De hoeveelheid geld wat iemand te besteden heeft.
2. De hoeveelheid geld plus goederen die iemand heeft.
3. De hoeveelheid goederen en diensten die iemand kan kopen.
4. Het inkomen waar goederen mee gekocht worden.

De koopkracht is afhankelijk van ...

1. het prijsniveau en je behoeften
2. je inkomsten en je uitgaven
3. je inkomsten en je behoeften
4. je inkomsten en het prijsniveau

Wat is koopkracht?

1. Hoeveel geld je hebt.
2. De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
3. Hoeveel spaargeld je hebt
4. Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Wat is inflatie?

1. Prijzen stijgen over een periode
2. Prijzen dalen over een periode

Inflatie is

1. Een stijging van de algemene rentestand
2. Een stijging van het algemene prijspeil
3. Een algemene daling van het prijspeil
4. Een algemene daling van de rentestand

Hoe zat dat ook al weer met inflatie? Door de inflatie kan je...

1. meer kopen
2. minder kopen

Door de inflatie kan ik...

1. minder producten kopen
2. meer producten kopen
3. hetzelfde kopen als eerst
4. niets meer kopen

Bij inflatie dan:

1. moet je nu iets kopen, morgen is het duurder
2. kun je beter morgen iets kopen, dat is goedkoper
3. moet je helemaal niets kopen, maar juist sparen
4. geen idee, ik doe maar wat

Door deflatie gaan consumenten:

1. Meer consumeren
2. Minder consumeren
3. Deflatie heeft geen invloed op de consumenten

Deflatie is een algemene ..........

1. Prijsstijging
2. Prijsdaling

Wat houdt 'deflatie' in?

1. De algemene daling van de prijzen
2. Dat de prijzen over een bepaalde periode gelijk zijn gebleven
3. De algemene stijging van prijzen
4. Dat je koopkracht is gedaald

Wanneer er deflatie is, kan ik voor hetzelfde geld....

1. minder kopen.
2. meer kopen.

Gister was het 20 graden. Vandaag is het 23 graden. Wat is de procentuele verandering?

1. 30%
2. 15%
3. 25%
4. 20%

Procentuele verandering

1. (nieuw-oud)/nieuw x 100%
2. (nieuw-oud)/oud x 100%
3. nieuw/oud x 100 - 100
4. oud/nieuw x 100 - 100

Bij een indexcijfer is het basisjaar altijd

1. 100%
2. 1
3. 100
4. 1000

wat is de formule van het indexcijfer

1. ​basisjaar​​verslagjaar​​⋅100
2. ​verslagjaar​​basisjaar​​⋅100
3. ​verslagjaar​​basisjaar​​−100

Wat kan je met een indexcijfer?

1. gemakkelijk zien hoeveel km per uur je gaat
2. gemakkelijk procentuele veranderingen aflezen
3. gemakkelijk zie hoe snel iets gaat
4. gemakkelijk geld berekenen