vragen allerlei

Bekijk de afbeelding.

Welk schoonmaakmateriaal is dit?

A
luiwagen
B
bezem
C
dweil
D
vloerwisser
1 / 56
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Bekijk de afbeelding.

Welk schoonmaakmateriaal is dit?

A
luiwagen
B
bezem
C
dweil
D
vloerwisser

Slide 1 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Je ziet een etiket van een kledingstuk.

Op hoeveel graden moet dit kledingstuk gewassen worden?

A
40 graden
B
60 graden
C
30 gragen
D
50 graden

Slide 2 - Quiz

Wat betekent dit pictogram?
A
strijken
B
bleken
C
drogen
D
wassen

Slide 3 - Quiz

Welke producten zijn schoonmaakmaterialen?
meerdere antwoorden goed.
A
microvezeldoekje
B
allesreiniger
C
zeem
D
stofzuiger

Slide 4 - Quiz

Bekijk de afbeelding.
Welk schoonmaakmateriaal is dit?

A
luiwagen
B
bezem
C
dweil
D
vloerwisser

Slide 5 - Quiz

Een lapje kipfilet snijd ik op
A
een groene snijplank
B
een witte snijplank
C
een blauwe snijplank
D
een gele snijplank

Slide 6 - Quiz

Als ik nasi heb bereid dek ik zo de tafel
A
diep bord, lepel rechts, vork links
B
diep bord, lepel links, vork rechts
C
groot plat bord, mes rechts, vork links
D
groot plat bord, lepel links, vork rechts

Slide 7 - Quiz

2,6 kg =
A
26 gram
B
260 gram
C
2600 gram
D
26000 gram

Slide 8 - Quiz

Wat is de volgorde bij de start van een kookopdracht?
A
Handen wassen, doeken ophangen ingrediënten halen, handen wassen lepelbord klaarzetten
B
Ingrediënten halen, doeken ophangen, lepelbord klaarzetten, handen wassen
C
Doeken ophangen, ingrediënten halen, handen wassen, lepelbord klaarzetten

Slide 9 - Quiz

1 liter =
A
10 dl
B
1000 dl
C
100 dl

Slide 10 - Quiz

1 dl =
A
10000 ml
B
1000 ml
C
10 ml
D
100 ml

Slide 11 - Quiz

Ik heb 14 gram cacao nodig voor 2 personen.

Hoeveel heb ik nodig voor 25 personen?
A
265 gram
B
175 gram
C
165 gram
D
245 gram

Slide 12 - Quiz

Je moet een gerecht gaan garneren. Welk voedingsmiddel is daarvoor geschikt?
A
Boerenkool
B
Spruitjes
C
Witte kool
D
Komkommer

Slide 13 - Quiz

Hoe heet dit product?
A
Aubergine
B
Courgette
C
Pompoen
D
Puntpaprika

Slide 14 - Quiz

Peulvruchten zijn.....
A
Sugar snaps
B
Augurken
C
Paprika
D
Chinese kool

Slide 15 - Quiz

Wat is fruiten?
A
Goed doorbakken
B
Vlees gedeeltelijk gaar maken
C
Zachtjes verwarmen in vet

Slide 16 - Quiz

Wat is een roux?
A
manier van binden met boter en bloem
B
manier van binden met gelatine
C
manier van binden met maïzena
D
manier van binden met vermicelli of rijst

Slide 17 - Quiz

Bij kneeddeeg gebruik ik
A
mijn handen
B
een mixer

Slide 18 - Quiz

Als er niet in het recept staat hoe ik mijn aardappels moet koken dan
A
snijd ik alle aardappels in kleine blokjes en kook ze
B
snijd ik alle aardappels in gelijke (niet te kleine) stukken en kook ze
C
snijd ik alle aardappels in plakken en kook ze

Slide 19 - Quiz

Als ik aardappels moet koken dan doe ik
A
er zoveel water bij zodat ze helemaal onder water staan
B
er zoveel water bij zodat ze ruim onder water staan
C
er zoveel water bij zodat ze net niet onder water staan

Slide 20 - Quiz

eten boven kokend water in de stoom houden
A
grillen
B
wokken
C
braden
D
stomen

Slide 21 - Quiz

Welke snijtechniek is dit?
A
Julienne
B
Chinoise
C
Brunoise

Slide 22 - Quiz

Wat is poleren?
A
Glimmend maken van bestek of glaswerk
B
Schoonmaken
C
Desinfecteren
D
Poetsen van glaswerk en bestek

Slide 23 - Quiz

Hoe noem je de kooktechniek om vlees, vis, gevogelte en groente met kruiden zeer langzaam te garen?
A
Stoven
B
Braden
C
Grillen
D
Sudderen

Slide 24 - Quiz

Wat is dit?
A
een koekenpan
B
een braadpan
C
een bakpan
D
een pannenlap

Slide 25 - Quiz

Waarmee droog je je vaat af?
A
een handdoek
B
een vaatdoek
C
een theedoek
D
een pannenlap

Slide 26 - Quiz

Wat hoort bij persoonlijke hygiëne
A
Afval opruimen
B
tandenpoetsen
C
toilet schoonmaken
D
schoonmaken

Slide 27 - Quiz

Wat hoort niet bij persoonlijke hygiëne?
A
Korte nagels hebben
B
Fris ruiken
C
Haren opgestoken
D
Schone kleedkamers

Slide 28 - Quiz

Voor wie geldt HACCP?
A
Restaurants
B
Alle bedrijven
C
voor alle voedselversterkende bedrijven
D
Winkelbedrijven

Slide 29 - Quiz

Waarom is HACCP belangrijk?
A
ze zorgen voor hygiëne
B
ze zorgen voor regelmaat
C
ze zorgen voor orde
D
ze zorgen voor rust

Slide 30 - Quiz

Een allergeen is
A
Voedingsstof waar je een allergische reactie van krijgt
B
Een ander woord voor allergie
C
Een medicijn dat een reactie verminderd
D
Verzonnen woord

Slide 31 - Quiz

Anorexia en boulimia zijn
A
Leefstijlstoornissen
B
Gezond
C
Virussen
D
Eetstoornissen

Slide 32 - Quiz

Anorexia nervosa
A
Energie ondervoeding
B
Eiwit ondervoeding

Slide 33 - Quiz

De eetstoornis waarbij men te zwaar is noemen we:
A
Anorexia Nervosa
B
Obesitas
C
Overgewicht
D
Bolimia

Slide 34 - Quiz

Moet een fabrikant op zijn producten de allergenen vermelden ?
A
Ja, altijd
B
Nee
C
Soms

Slide 35 - Quiz

Welk allergeen zit in deze producten?
A
Lactose
B
Soja
C
Gluten
D
Sulfiet

Slide 36 - Quiz

Wie maakt de Schijf van Vijf?
A
De gezondheidsraad
B
Het Voedingscentrum
C
De scholen
D
De regering

Slide 37 - Quiz

zetmeel en suiker zijn:
A
koolhydraten
B
vetten
C
mineralen
D
eiwitten

Slide 38 - Quiz

Vlees bevat vooral
A
Eiwitten, vetten en mineralen
B
Eiwitten en vetten
C
Koolhydraten en vetten
D
Koolhydraten en mineralen

Slide 39 - Quiz

Wat is de basis van een gezonde voeding ?
A
Veel koolhydraten
B
Variatie
C
Geen vlees eten
D
Veel groente eten

Slide 40 - Quiz

Wat is een voedingsmiddel?
A
Koolhydraten, vetten en eiwitten
B
Fruit en groente
C
Mineralen, vitaminen en water
D
Alles wat je eet en drinkt

Slide 41 - Quiz

Wat wordt bedoelt met een voedingspatroon?
A
De eetgewoonten van iemand
B
Dat wat je op een dag mag eten
C
voeding dat je in de supermarkt kan kopen
D
wat je moet eten volgens de voedingswijzer

Slide 42 - Quiz

Waar moet je rekening mee houden bij het samenstellen van een gezonde maaltijd?
A
Niet te veel suiker en kruiden
B
Niet te veel vet, vlees en groenten
C
Niet te veel zout, vet en kruiden
D
Niet te veel aardappels, vlees en groeten

Slide 43 - Quiz

Waardoor ontstaat een verkeerde leefstijl?
A
Gewoonten en verleidingen
B
Gewoonten en dieten
C
Sporten en fietsen
D
Hart- en vaatzieken en snacken

Slide 44 - Quiz

In welk voedingsmiddel zitten koolhydraten?
A
brood
B
kaas
C
melk
D
vlees

Slide 45 - Quiz

Wanneer maakt je lichaam zelf vitamine D aan?
A
Als je regelmatig melk drinkt
B
Als je regelmatig sport
C
Als je regelmatig in de zon bent
D
Als je veel groenten eet

Slide 46 - Quiz

Met welk dieet moet je opletten dat je wel voldoende vitamine B12 binnenkrijgt?
A
Glutenvrij
B
Lactosevrij
C
Veganistisch
D
Vegetarisch

Slide 47 - Quiz

Welk mineraal heb je extra nodig als je bloedarmoede hebt?
A
Ijzer
B
Kalium
C
Magnesium
D
Zink

Slide 48 - Quiz

Waar staat de afkorten THT voor?


A
Tenminste houdbaar tot
B
Technisch houdbaar tot
C
Te houden tot
D
Toekomstig houdbaar tot

Slide 49 - Quiz

In welk vak van de schijf van vijf hoort tofu thuis?
A
Brood, graanproducten en aardappelen
B
Groenten en fruit
C
Smeer- en bereidingsvetten
D
Zuivel, noten, vis, peulvruchten, vlees en ei

Slide 50 - Quiz

In welke productgroep in de schijf van 5 zitten producten met veel vezels?
A
Brood, graanproducten en aardappelen
B
Dranken
C
Smeer- en bereidingsvetten
D
Zuivel, noten, vis, vlees, ei en peulvruchten

Slide 51 - Quiz

Rauw vlees en bereid vlees moet je gescheiden houden omdat:
A
Er kans is op kruisbesmetting
B
Er kans is op vermindering van voedingswaarde
C
Het kan bederven
D
Het daardoor minder lang te bewaren is.

Slide 52 - Quiz

Wat is dit voor een doek?
A
Werkdoek
B
Theedoek
C
Handdoek
D
Vaatdoek

Slide 53 - Quiz

Wat is dit voor soort groente
A
Aubergine
B
Komkommer
C
Courgette
D
Pastinaak

Slide 54 - Quiz

Wat is dit voor soort groente?
A
Radijs
B
Cherrie tomaten
C
Kersen
D
Paprika

Slide 55 - Quiz

Wat is dit voor soort groenten?
A
Wortel
B
Bind
C
Aardappel
D
Zoete aardappel

Slide 56 - Quiz