Taalactief Thema 5, les 5 herhaling

Taal 
Thema 5, les 5

We gaan het hebben over het voltooid deelwoord en de bijwoorden.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal 
Thema 5, les 5

We gaan het hebben over het voltooid deelwoord en de bijwoorden.

Slide 1 - Slide

Voltooid deelwoord
Het begint vaak met ge-, be-, ver-.
Het is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Het is altijd een zelfstandig werkwoord. 

Ik heb gelopen.

Ik ben verbrand.

Slide 2 - Slide

Bijwoorden
Bijwoorden zeggen iets over:
1. een bijvoeglijknaamwoord --> een hele mooie trui

2. een werkwoord --> Ik ren hard.

3. een ander bijwoord --> Ik ren heel hard.

Slide 3 - Slide

Wat is een voltooid deelwoord?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm

Slide 4 - Quiz

Mama is naar de bakker gelopen.
Wat is het voltooid deelwoord?
A
is
B
gelopen
C
bakker
D
het

Slide 5 - Quiz

Hij heeft de app geïnstalleerd.

Wat is het voltooid deelwoord?
A
heeft
B
geïnstalleerd
C
heeft geïnstalleerd
D
de app

Slide 6 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik loop naar school.
A
loop
B
staat er niet in
C
ik
D
school

Slide 7 - Quiz

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden

Slide 8 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik ben in de sloot gesprongen.
A
Ik
B
ben
C
gesprongen
D
ben gesprongen

Slide 9 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
De uitverkoop is begonnen.
A
begonnen
B
is
C
is begonnen
D
staat er niet in

Slide 10 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
Het eten heeft gesmaakt.
A
het eten
B
heeft
C
staat er niet in
D
gesmaakt

Slide 11 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?

Wie heeft het huiswerk meegenomen.
A
heeft
B
het huiswerk
C
meegenomen
D
wie

Slide 12 - Quiz

Wat is het bijwoord?
Groep 7 werkt hard aan de bijwoorden.
A
werken
B
hard
C
groep 7
D
de bijwoorden

Slide 13 - Quiz

Bijwoord?
Het is een heel fijn apparaat.
A
is
B
heel
C
fijn
D
apparaat

Slide 14 - Quiz

Wat is het bijwoord?

De machine rammelt erg.
A
rammelt
B
de machine
C
D
erg

Slide 15 - Quiz

Het bericht was erg saai.
Wat is het bijwoord?
A
het bericht
B
erg saai
C
was
D
was saai

Slide 16 - Quiz

Wat is het bijwoord?

Dit is een zeer moeilijk probleem.
A
dit
B
zeer
C
probleem
D
moeilijk

Slide 17 - Quiz

Het meisje was ziek.
Bijwoord?
A
Het
B
was
C
meisje
D
ziek

Slide 18 - Quiz

De cake moet lang in de oven

Wat is het bijwoord?
A
Cake
B
Moet
C
Lang
D
Oven

Slide 19 - Quiz

Een bijwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz