What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taal Thema 5-week 1 - les 4 verwijswoorden
De jongen zit op het hek. Hij kijkt naar de paarden.
Waar verwijst “hij” naar?
A
De jongen
B
Zit
C
Op
D
Het hek
1 / 25
next
Slide 1:
Quiz
Taal
Basisschool
Groep 5
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
De jongen zit op het hek. Hij kijkt naar de paarden.
Waar verwijst “hij” naar?
A
De jongen
B
Zit
C
Op
D
Het hek
Slide 1 - Quiz
Paul eet pannenkoeken. Die heeft hij zelf gemaakt.
Waar verwijst “dit” naar?
A
Paul
B
eet
C
pannenkoeken
Slide 2 - Quiz
Anne en Koen tekenen een vis. Die wordt echt mooi.
Waar verwijst “die” naar?
A
Anne en Koen
B
tekenen
C
de vis
D
een
Slide 3 - Quiz
De kinderen gaan zometeen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ze verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.
Waar verwijst “ze” naar?
A
De kinderen
B
Groep 5
C
Werk
D
Verwijswoorden
Slide 4 - Quiz
lesdoel
Ik kan verwijswoorden herkennen en toepassen in een zin.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Instructie
Martijn is morgen jarig. Martijn gaat op appels trakteren.
Martijn is morgen jarig.
Hij
gaat op appels trakteren.
Verwijswoord: hij
Verwijst naar: Martijn
Slide 8 - Slide
Instructie
Het boek is van Gabriela. Het boek van Gabriela is heel leuk.
Het boek is van Gabriela.
Haar
boek is heel leuk.
Verwijswoord: haar
Verwijst naar: Gabriela
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
De jongen zit op het hek. Hij kijkt naar de paarden.
Hij
De jongen
Slide 11 - Slide
Juf Els springt het water in, want ze heeft het warm.
Ze
Juf Else
Slide 12 - Slide
Jaap rijdt op een nieuwe fiets.
Deze heeft 3 versnellingen.
Deze
De nieuwe fiets
Slide 13 - Slide
De kinderen zijn zonder meester in de klas.
Ze ruimen zijn klas op.
ze
zijn
de kinderen
de meester
Slide 14 - Slide
A
zij
B
hij
C
haar
D
hem
Slide 15 - Quiz
A
zijn
B
me
C
haar
D
hij
Slide 16 - Quiz
A
die
B
hij
C
welke
D
daarom
Slide 17 - Quiz
Waarnaar verwijst het woord
Marijke pakt de koektrommel want
daarin
zitten koekjes
Slide 18 - Open question
Wat is het verwijswoord?
Marijke zit in het vliegtuig, omdat ze op vakantie gaat.
Slide 19 - Open question
Wat is het verwijswoord?
Marijke zit in het vliegtuig, omdat ze op vakantie gaat.
Slide 20 - Open question
Naar welke woord of woordgroep verwijst het onderstreepte woord?
Daan loopt naar de buurvrouw en belt bij
haar
aan.
A
Daan
B
de buurvrouw
Slide 21 - Quiz
Welk verwijswoord hoort op de lege plek?
De hond blaft naar de vogels,
.....
wil de vogels vangen
A
hij
B
wij
C
het
Slide 22 - Quiz
Naar welke woord of woordgroep verwijst het onderstreepte woord?
De auto maakt een raar geluid, ik denk dat
die
kapot is.
A
De auto
B
raar geluid
C
ik
Slide 23 - Quiz
Welk verwijswoord hoort op de lege plek?
De jongen eet aardbeien. Hij doet
....
op zijn boterham.
A
hem
B
het
C
ze
Slide 24 - Quiz
aan het werk
Taal
Thema 5, week 1, Les 4
OPGAVE 2,
meer dan 3 fout, maak ook opgave 3
2 keer plusje
Slide 25 - Slide
More lessons like this
Taal Thema 5-week 1 - les 4 verwijswoorden
January 2021
- Lesson with
26 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
eel 6b, blok 1, week 3 Les 3 oppervlakte van rechthoeken
January 2020
- Lesson with
26 slides
Rekenen
Basisschool
Groep 6
Taal Thema 5-week 1 - les 4 verwijswoorden
November 2022
- Lesson with
19 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Taal :uitleg verwijswoorden 2
January 2022
- Lesson with
11 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Close reading LUCHTPOST VOOR DE KERSTMAN
October 2022
- Lesson with
51 slides
Begrijpend lezen
Basisschool
Groep 8
Close reading LUCHTPOST VOOR DE KERSTMAN
December 2023
- Lesson with
48 slides
Begrijpend lezen
Basisschool
Groep 8
Taal: verwijswoorden
October 2022
- Lesson with
11 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Taalverzorging H2.3 verwijswoorden en signaalwoorden goed gebruiken les 6
November 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2