G2 | Cours 22 - Unité 2, delend lidwoord + Nabespreken toets

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

On commence dans.....

Aan het einde van deze les .....

• ...begrijp ik hoe ik het delend lidwoord moet vertalen én verstaan.
• ...weet ik wat ik bij een volgende repetitie anders of hetzelfde ga doen.

1. Portable > sac de portables

2. Affaires sur la table

3. Ouvre Lessonup.app 

Le programme

• Corrigez: exercice 10 (+11) [10 min]
  
• Écoutez: exercice 9 [10 min]
  
• Évaluation Repetitie Unité 1 [20 min]
• Quizlet Live

Les devoirs - het huiswerk

• SO: Hulpzinnen + Vocabulaire Office de Tourisme

Explication: Delend lidwoord (1)

Delend lidwoord: Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt. (Ik drink_koffie/zij eet_sla/ik wil graag_frietjes etc.)

mnl	du	je bois du café
vrl	de la	elle mange de la salade
mv	des	Je voudrais des frites
klinker/h	de l'	J'ai de l' argent

Corrigez: Exercice 10, p.42

> Exercice 10, p.42

Écoutez: Exercice 9

• Delend lidwoord? = de la glace = __ ijs
• Lidwoord? = la glace = het ijs

Unité 2 - Exercice 9, p.41

Nabespreken toets

1. LessonUp vragen - meest gemaakte fouten
> let goed op! Deze ga ik niet opnieuw beantwoorden

2. Vul de zelfanalyse serieus in. Wat leer je hiervan?

> eerst aantal fouten invullen
> dan per onderdeel kijken wat je ervan leert.
> Klaar? Lever in bij docent  en/of stel je vragen.

3. Klaar met alles? Leer woordjes voor de SO.

A.1] Dans le sud de la France, il fait 35 degrés à ...........

1. l'ombre
2. l'arrêt
3. l'après-midi
4. ouvrir

A.8] En été,mon père aime dormir un peu .....

1. l'ombre
2. séjour
3. l'après-midi
4. plus tard

B.4] Il y a une (oude) église au milieu du village.

1. vieux
2. vieille
3. donc
4. il faut

B.8] J'aime (het eten) italienne, comme la pizza et les spaghettis.

1. le repas
2. la nourriture
3. certainement
4. tellement

C.5.] Le séjour ......trop peu de temps
[durer, p.c.]

1. duré
2. as duré
3. es duré
4. a duré

D.1] Nous......enthousiaste sur les vacances.
[avoir/être, p.c.]

1. sommes
2. avons
3. avons été
4. avons eu

D5.] écouter la radio
[maak zin met p.c. én ontkenning]

E7.] Ma copine est (in) Allemagne.

1. à
2. dans
3. en
4. au

F4.] Je/J'..........mes devoirs de maths.

1. fais
2. fait
3. ai fait
4. faisons

G.1] Hoe vraag je aan je vriendin hoeveel tijd ze erover doen?

G.4] Hoe zeg je dat jullie zoals gewoonlijk veel gereisd hebben?

Nabespreken toets

2. Vul de zelfanalyse serieus in. Wat leer je hiervan?

> eerst aantal fouten invullen (staan naast de opdracht)
> dan per onderdeel kijken wat je ervan leert.
> Klaar? Lever ALLES in bij docent  (en stel je vragen)

[0,5 = schrijffout, mnl/vrl, ev/mv fout  | V = mist een woord]

3. Klaar met alles? Leer woordjes voor de SO.

Check: Objectifs d'apprentissage

Aan het einde van deze les .....

...begrijp ik hoe ik het delend lidwoord moet vertalen én verstaan.

...weet ik wat ik bij een volgende repetitie anders of hetzelfde ga doen.

Les devoirs
- SO: Hulpzinnen (p.2) + Vocabulaire Office de Tourisme (p.7-8-9)

Sortir de la salle de classe

Verlaten klaslokaal:

• Laptop dicht
• Spullen in de tas
• Papiertjes etc opruimen (ook grond)  & in prullenbak/papierbak
• Tafel recht 
• Stoel aanschuiven
• Blijven zitten tot de bel gaat

Verbuga.eu

• Oefen de werkwoorden via: www.verbuga.eu
  
• Tijden: présent & passé composé
  
• Onregelmatige: avoir, être 
• Regelmatige: aimer, regarder, écouter
  & voyager
• > Bevestig