TKB-2 BUR oefentoets begrippen thema 4

Thema 4 Inspraak 
begrippen quiz
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Thema 4 Inspraak 
begrippen quiz

Slide 1 - Slide

Wanneer spreek je van een democratie?
A
alle inwoners mogen meebeslissen over politieke kwesties, maar zij hebben geen invloed op het bestuur van het land
B
alle inwoners mogen stemmen en meebeslissen over politieke kwesties
C
alle inwoners mogen stemmen en heeft iedereen invloed op het bestuur van het land
D
alle inwoners mogen meebeslissen over politieke kwesties en heeft iedereen invloed op het bestuur van het land

Slide 2 - Quiz

Je hebt invloed op politieke beslissingen door:
A
actie te voeren door te stemmen tegen een beslissing
B
te stemmen tegen een beslissing waar je het niet mee eens bent
C
te stemmen tijdens verkiezingen of actie te voeren tegen een beslissing waar je het niet mee eens bent
D
door te stemmen heb je geen invloed op politieke beslissingen

Slide 3 - Quiz

welke twee vormen van democratie zijn er
A
directe democratie en indirecte democratie
B
open democratie en indirecte democratie
C
gesloten democratie en directe democratie
D
directe democratie

Slide 4 - Quiz

Wat houdt een directe democratie in?
A
Inwoners hebben veel invloed op politieke keuzes.
B
Inwoners hebben veel invloed op politieke keuzes, maar het is lastig beslissingen te nemen.
C
Inwoners hebben geen invloed op politieke keuzes en er worden geen beslissingen genomen.
D
Inwoners hebben weinig invloed op politieke keuzes.

Slide 5 - Quiz

Wat houdt een indirecte democratie in?

Slide 6 - Open question

Wat is een actiegroep:
A
B
C
een groep mensen die opkomt voor een bepaald onderwerp of voor de belangen van een groep mensen
D
een groep mensen die een specifiek doel wil bereiken door actie te voeren

Slide 7 - Quiz

Wat is een belangengroep:
A
een groep mensen die een specifiek doel wil bereiken door actie te voeren
B
een groep mensen die opkomt voor een bepaald onderwerp of voor de belangen van een groep mensen

Slide 8 - Quiz

Wat is de taak van een burgemeester
A
voorzitter van het gemeentebestuur
B
voorzitter van het gemeentebestuur die verantwoordelijk is voor de veiligheid en openbare orde in de gemeente
C
verantwoordelijk zijn voor de veiligheid en openbare orde in de gemeente
D
voorzitter van het gemeentebestuur die verantwoordelijk is voor de veiligheid en openbare orde in zijn woonplaats

Slide 9 - Quiz

Waaruit bestaat het Europees Parlement?
A
parlementsleden die voorstellen doen voor Europese wetten en regels
B
C
het parlement van de EU bestaat uit volksvertegenwoordigers uit de EU landen
D
bestuursleden die voorstellen doet voor Europese wetten en regels

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de taken van de Europese commissie?

Slide 11 - Open question

Wat is het doel van de Europese Unie?
A
een organisatie van Europese landen
B
een organisatie van landen die veel samenwerken
C
Europese landen die veel samenwerken
D
een organisatie van Europese landen die veel samenwerken

Slide 12 - Quiz

Welk begrip hoort bij: 'het vormen van een nieuwe regering'
A
formatie
B
democratie
C
referendum
D
zetel

Slide 13 - Quiz

Welk begrip hoort bij: 'een plek in het parlement, bijvoorbeeld in de Tweede Kamer
A
oppositie
B
zetel
C
coalitie
D
lijst

Slide 14 - Quiz

Welk begrip hoort bij: 'het parlement van een gemeente'
A
provinciale staten
B
eerste kamer
C
gemeenteraad
D
oppositie

Slide 15 - Quiz

Wat is een referendum?
A
een vorm van democratie waarbij de inwoners politieke beslissingen nemen
B
het dagelijks bestuur van de provincie
C
een stemming door inwoners van een gebied over een politieke kwestie
D
een campagne in aanloop naar de verkiezingen om mensen te overtuigen van een standpunt

Slide 16 - Quiz

Wie vormen samen het College van B&W
A
burgemeester en de gemeenteraad
B
burgemeester, wethouders en de gemeenteraad
C
burgemeester en wethouders
D
de wethouders en de gemeenteraad

Slide 17 - Quiz