H3 Woche 2

Herzlich willkommen
Woche 2 


1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herzlich willkommen
Woche 2 


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wie waren deine Ferien?
Besprecht zu zweit die nächsten Fragen - Schreib auf!

Wie waren deine Ferien?

Speeddate!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Die Planung
  • Organisatorisches
  • Die Prüfung
  • Vorbereitung für die Prüfung

Slide 5 - Slide

Organisatorisches
Prüfungswoche: Voortgangstoets


Prüfungswoche 3: Voortgangstoets



Slide 6 - Slide

Die Prüfung
- Die Vokabeln von Lektion 1 t/m 6 (zoals pijlen aangeven)
- Die Modalverben + wissen (tegenwoordige tijd) > HB: 03
- Der-groep + ein-groep (Lektion 4; Auf. 7 t/m 12)  > HB: 12; 13; 15; 16
- Haben/sein/werden in alle tijden! 
- Redemittel: 
- De dikgedrukte delen onder het kopje 'Sprechen' (Seite 107)
- Alle zinnen van 'Zo kun je een e-mail beginnen en afsluiten' (Seite 109)
- Tekst met vragen

Slide 7 - Slide

De der- en ein-groep
Ken je ze nog?

Slide 8 - Slide

Hoe bepaal je de naamval?
V - voorzetsel
O - ontleden
N - naamval
G - geslacht
S - systeem (der/ein-Gruppe)
U - uitgang

Slide 9 - Slide

Der-Gruppe
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1 Nominativ
der 
Mann
die
Frau
das 
Kind
die
Kinder
3 Dativ
dem
Mann
der 
Frau
dem 
Kind
den
Kindern
4 Akkusativ
den 
Mann
die 
Frau
das
Kind
die
Kinder

Slide 10 - Slide

Ein-Gruppe
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1 Nominativ
ein 
Mann
ein-e
Frau
ein 
Kind
kein-e
Kinder
3 Dativ
ein-em
Mann
ein-er 
Frau
ein-em 
Kind
kein-en
Kindern
4 Akkusativ
ein-en 
Mann
ein-
Frau
ein
Kind
kein-e
Kinder

Slide 11 - Slide

Voorzetsels
Voorzetsels met een vaste naamval:

3e: aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, gegenüber, außer, entgegen

4e: durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang 

Slide 12 - Slide

Eselsbrücke
4e naamval: GOUDFEB

3e naamval: ????

Slide 13 - Slide

De betekenis
3e naamval:
aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na, naar
von = van, door
zu = naar (bij personen)

Slide 14 - Slide

De betekenis
4e naamval:
durch = door
für = voor
ohne = zonder
um = om
bis = tot
gegen = tegen

Slide 15 - Slide

Stappenplan ten einde
 Om er even mee te oefenen heb ik nog een aantal open vragen waarin je zelf het juiste antwoord in moet typen. Hierbij hoef je geen hoofdletters te gebruiken.


Slide 16 - Slide

Durch ... (de) Mann habe ich die Prüfungen geschafft.

Slide 17 - Open question

Für ..... (mijn) Sohn habe ich Nachhilfe organisiert

Slide 18 - Open question

Nach ... (de) Schule spiele ich Fußball.

Slide 19 - Open question

Zu .... (mijn) Kinder.. (mv) bin ich immer streng.
Let op, hier moet je ook het znw invullen!

Slide 20 - Open question

Um ... (een) guten Blick (m) zu bekommen brauchen wir eine Übersicht.

Slide 21 - Open question

Aufgaben machen
Aufgabe 9, 10 & 11 (Seite 89-90)

Fertig?

Aufgabe 8, 9 & 10 (Seite 96-98)

Slide 22 - Slide

Video mit Fragen
https://learngerman.dw.com/de/wien-kuchen-essen-wie-bei-oma/l-63862855

Slide 23 - Slide

Die Fragen zum Video
1. Wer arbeitet im Café "Vollpension?" 
2. Was passiert, wenn man sein Handy weglegt?
3. Was macht Karin Hofbauer? 
4. Was bedeutet: 
- Kuchen
- Rentner/ Rentnerin
- Backduft

Slide 24 - Slide

Video mit Fragen
https://learngerman.dw.com/de/wien-kuchen-essen-wie-bei-oma/l-63862855

Slide 25 - Slide

Kurze Übung 
Fertig?
Aufgabe 9, 10 & 11 (Seite 89-90)
Aufgabe 8, 9 & 10 (Seite 96-98)

Slide 26 - Slide

Aufgaben machen
Aufgabe 9, 10 & 11 (Seite 89-90)

Fertig?

Aufgabe 8, 9 & 10 (Seite 96-98)
Aufgabe 

Slide 27 - Slide