This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
2.2 Reactieverlijkingen
Slide 1 - Slide
Bij een chemische reactie veranderen de moleculen
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Bij een scheidingsmethode veranderen de moleculen
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Bij een faseovergang veranderen de moleculen
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Leerdoelen
Ik kan uit een beschrijving van een chemische reactie een reactievergelijking opstellen.
Ik kan de faseaanduiding van stoffen gebruiken
Slide 5 - Slide
Faseaanduiding
Staat na de formule van een stof, geeft aan in welke fase de stof zich bevindt. Bijv:
H2O(l)
S(s)
C12H22O11(aq)
Slide 6 - Slide
Faseaanduiding (tabel 1)
fase
afkorting
reden
vast
(s)
solid
vloeibaar
(l)
liquid
gas
(g)
gas
opgelost in water
(aq)
aqua (water)
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Wat is een reactievergelijking?
2 NH₃ --> N₂ + 3 H₂
Beginstoffen --> reactieproduct
De pijl stelt de reactie voor.
Voor de pijl staan de stoffen die ik voor de reactie heb, na de pijl staan de stoffen die ik na de reactie heb.
Slide 9 - Slide
Reactievergelijking kloppend maken
H₂O(l) --> H₂(g) + O₂(g)
Slide 10 - Slide
3.2 Reactievergelijking
Samen oefenen met reactieverlijkingen kloppend maken!
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Zelf een reactievergelijking opstellen
Welke stoffen zijn beginstoffen en welke stoffen zijn reactieproducten? Bijvoorbeeld: 'vast Natrium en water reageren tot opgelost NaOH en waterstof gas'
Schrijf de reactievergelijking op in woorden. Dus: Natrium(s) + water(l) --> NaOH(aq) en waterstof (g)
schrijf de reactievergelijking op in formules. Dus: Na(s) + H₂O(l) --> NaOH(aq) + H₂(g)
Maak de reactievergelijking kloppend!
Slide 13 - Slide
3.2 Reactievergelijking
Samen oefenen!
Vast koolstof reageert met zuurstof, er ontstaat koolstofdioxide.
Slide 14 - Slide
4.2 Reactievergelijking
Samen oefenen!
Water ontleedt in waterstof gas en zuurstof.
Slide 15 - Slide
2.2 Reactievergelijking
Oefenen!
1 t/m 4, 6 & 7
Slide 16 - Slide
Wanneer is een reactievergelijking kloppend....
A
als het aantal atomen van elke atoomsoort voor en na de reactie NIET aan elkaar gelijk zijn.
B
als het aantal atomen van elke atoomsoort voor en na de reactie aan elkaar gelijk zijn.