H2 §1 en §2 watervoorziening en de bijzondere stof water

Hfst 2: Water
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hfst 2: Water

Slide 1 - Slide

Bedenk waar je allemaal water voor gebruikt

Slide 2 - Mind map

Wat kun je bedenken om zuiniger met drinkwater om te gaan?

Slide 3 - Mind map

Leerdoel §2.1 en 2.2

  • Waterkringloop
  • zoet water is schaars
  • Bijzondere eigenschappen van
      water (her)kennen:
      * Dichtheid,
      * soortelijke warmte,
      * hoog kookpunt            en            * groot oplosvermogen



Slide 4 - Slide

Waterkringloop

Slide 5 - Slide

De waterkringloop
  • Water verdampt (l naar g) vanuit de zee en oppervlakte water.
  • Het waterdamp condenseert (g naar l) tot wolken.
  • Vanuit de wolken valt regen (l) of sneeuw (s) .
  • De regen en sneeuw komt in het grondwater terecht. Het grondwater is zoet water.
  • In grondwater lost ongeveer 1 g zout /L water op.
  • Het grondwater stroomt terug naar de zee of naar het oppervlaktewater.
  • Wanneer het zeewater verdampt, blijft het zout achter.
                                                     * De zoutconcentratie in de Noordzee is ongeveer 35 g/L.
                                                     * De zoutconcentratie in de Dode Zee is ongeveer 300 g/L.

Slide 6 - Slide

Dichtheid


  • In een vaste stof zijn de moleculen netjes gestapeld. In een vloeistof kunnen de   
     moleculen langs elkaar bewegen en nemen de moleculen meer ruimte in. In een
     gas bewegen de moleculen met grote snelheid en op grote afstand van elkaar.
  • Dus van vast (s) via vloeibaar (l) naar gas (g) wordt de dichtheid van bijna alle stoffen kleiner.
      Voor dezelfde massa is  steeds meer
      ruimte (volume) nodig
    .
  • dichtheid ( ρ ) =
     = massa (m) : volume (V)

Slide 7 - Slide


Bij water wordt de dichtheid van vloeibaar naar vast kleiner!!

De structuur van vast water (ijs) is heel anders dan die van vloeibaar water.

IJs neemt meer ruimte in (massa blijft gelijk).

De dichtheid van ijs (vast water) is dus kleiner dan de dichtheid van (vloeibaar) water.



Slide 8 - Slide

timer
2:00
Wat weet je van de
dichtheid van water ?

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Video

Soortelijke warmte
  • De soortelijke warmte van water is 4180 J per kg per K.
  • Dit betekent dat er 4180 Joule aan warmte nodig is om 1 kg water 1 K (of 1    graad Celsius) in temperatuur te laten stijgen.
  • Van alle stoffen heeft water de hoogste soortelijke warmte.
  • Dus om water te verwarmen is veel warmte nodig en wanneer water     
      afkoelt komt veel warmte vrij.


Slide 11 - Slide

Waarom komen er in NL geen grote temperatuurschommelingen voor?

Slide 12 - Open question

Hoog kookpunt
In hoofdstuk 1.5 is uitgelegd wat Vanderwaalskrachten zijn. Hoe groter de massa van een molecuul, hoe groter de Vanderwaalskrachten, hoe hoger het kookpunt.



Slide 13 - Slide

Hoog kookpunt
Een watermolecuul bestaat uit een negatief deel (het O-atoom) en een positief deel (het H-atoom). Positief en negatief trekt elkaar aan. De binding die dan ontstaat heet een waterstofbrug.  Een waterstofbrug
wordt getekend als een stippellijn.
(In klas 4 wordt hier verder
op ingegaan)



 


Slide 14 - Slide

Hoog kookpunt
De waterstofbruggen moeten worden verbroken, voordat een
stof kan gaan koken. De waterstofbruggen zorgen dus voor het hoge kookpunt van water.


Slide 15 - Slide

Welke twee soorten bindingen zitten er tussen watermoleculen ?
A
Atoombinding
B
Ionbinding
C
Vanderwaalsbinding
D
Waterstofbrug

Slide 16 - Quiz

Oplosvermogen
  • Veel verschillende stoffen kunnen goed oplossen in water. 

  • Ook kan regelmatig veel van een bepaalde stof oplossen in water.
      Dit wordt het oplosvermogen van water genoemd.

  • In havo/vwo 4 wordt verder uitgelegd hoe het kan dat stoffen goed oplosbaar zijn in
    water.


Slide 17 - Slide

Huiswerk

Maak de volgende opdrachten:

-Leren §2.1 en §2.2 

-Havo maken: 5, 6, 9-11, 13*
- VWO maken: 6, 7, 10-12, 14*

Slide 18 - Slide