The Genitive (miniles taalkunde)

Genitive ('s) --> bezit aangeven
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Genitive ('s) --> bezit aangeven

Slide 1 - Slide

Hoe toon je een bezit aan? 
     Car                                                     Girl

Slide 2 - Slide

De hond van John



..........

Slide 3 - Slide

De hond van John



John's dog

Slide 4 - Slide

The girl's book. (The book belongs to the girl.)
My friend's car. (The car belongs to my friend.)

Slide 5 - Slide

Lesdoelen:
  • Aan het einde van deze les kun je woorden met ’s herkennen in eenvoudige zinnen.
  • Aan het einde van de les kun je begrijpen wanneer er “ ’s” wordt gebruikt in een zin
  • Aan het einde van de les kun je een eenvoudige zin maken waarin ’s  wordt gebruikt. 

Slide 6 - Slide

The Genitive
• Als het naamwoord niet eindigt in een "-s" , voeg je "'s" toe aan het naamwoord.

John's car, Carla's pen, The book's cover, my cat's toy

 
Als het naamwoord eindigt in een "-s" , voeg je alleen een apostrof (') toe.

 Thomas' book, The girls' room, The boss' office

Slide 7 - Slide

  • Schrijf een korte zin in het Engels over je buurman/vrouw waarin je "The Genitive" gebruikt op een post-it note. 
  • Loop rond en wissel uit met je klasgenoten. 
timer
5:00
This is Julia's Book. 
It is Nina's birthday.
Kasper's car broke down.
Niels' game was cancelled.

Slide 8 - Slide

The girl __ handbag

Slide 9 - Open question

Chris __ book

Slide 10 - Open question

The bunnies __ playpen

Slide 11 - Open question

Waarom is dit handig? 
  • Duidelijkheid
  • Makkelijkheid  
The handbag belongs to the girl

The girl's handbag

Slide 12 - Slide

  • Aan het einde van deze les kan de leerling woorden met ’s herkennen in eenvoudige zinnen.
  • Aan het einde van de les kan de leerling begrijpen wanneer er “ ’s” wordt gebruikt in een zin
  • Aan het einde van de les kan de leerling een eenvoudige zin maken waarin ’s  wordt gebruikt. 
Herhaling:

Slide 13 - Slide

This was Femke's minilesson. 

Slide 14 - Slide