3HV - Les 6 - Presente perfecto

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Presente Perfecto
  3.  Comunicación
  4. Deberes
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Presente Perfecto
  3.  Comunicación
  4. Deberes

Slide 1 - Slide

Controlamos los deberes
ESTUDIAR (=leren):
- Verbos Repaso 1-80 NL-SP

Slide 2 - Slide

Perfecto (v.t.t)
Wat weet je nog over de Perfecto in het Spaans?

1. Hoe maak je de Perfecto?
2. Zijn er uitzonderingen?

Slide 3 - Slide

Presente (pretérito) perfecto.
Hoe maak je in het Nederlands het voltooid deelwoord?

Slide 4 - Mind map

Presente (pretérito) perfecto.
Uitzonderingen

Slide 5 - Mind map

-AR ->ADO            -ER/-IR -> IDO

Slide 6 - Slide

Perfecto
1. Het voltooid deelwoord staat ALTIJD samen met het hulpwerkwoord HABER. 
HE hablado, HAS hablado, HA hablado, etc.

Ik heb gesproken met Juan: 
He hablado con Juan. 
Maar nooit: He con Juan hablado

2. ww heeft 2 klinkers naast: LEER, TRAER, CAER. 
--> een accentje op de í bij ído: LEER - leído, TRAER - traído, CAER - caído
 

Slide 7 - Slide

Perfecto (wederkerende ww)
Werkwoorden die op -SE eindigen in presente perfecto:

1. SE haal je van het hele werkwoord af en plaats helemaal voorin. 
vervoeging: me, te, se, nos, os, se 

2. het hulpwerkwoord HABER (he, has, ha, hemos, habéis, han) blijft voor het voltooid deelwoord staan. 

vb.
LEVANTARSE
ME HE LEVANTADO






Slide 8 - Slide

Perfecto (uitzonderingen)
romper    --> roto
abrir        --> abierto
escribir    --> escrito
poner      --> puesto
ver           --> visto
decir        --> dicho
volver      --> vuelto
hacer       --> hecho
freír         --> frito
morir       --> muerto
ser           --> sido
ir              --> ido

Slide 9 - Slide

Perfecto
Página 9, ejercicio 5

Slide 10 - Slide

Oefentoets
Socrative --> Roomname CROES5360

Slide 11 - Slide

Deberes
ESTUDIAR (=leren):
alles voor SO

Lezen & luisteren
Verbos (ww) Compañeros 1 (via Quizlet 1-80)
Ser , Estar, Hay (Vervoegen en Toepassen: V+T)
Presente regelmatige ww (-AR, -ER,-IR) en onregelmatige ww: venir, cerrar, jugar, dormir, hacer, ir, doler, volver (V+T)
Wederkerende ww : llamarse, levantarse, ducharse, vestirse (V+T)
Presente perfecto (V+T): regelmatige en uitzonderingen

Slide 12 - Slide

Comunicación
Página 10, ejercicios 1, 2, 3, 4

Slide 13 - Slide