Les verbes pronominaux

Le Provence
Grammaire A: 
les verbes + les verbes pronominaux
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Le Provence
Grammaire A: 
les verbes + les verbes pronominaux

Slide 1 - Slide

PROGRAMME
  • interro voca A
  • Révision des verbes
  • Explication: grammaire A
  • En classe: exercice 9a page 14
  • Au travail (aan het werk)

Slide 2 - Slide

Vocabulaire: fais la bonne combinaison
l'avenir
grâce à
s'éclater
participer à
quand même
la persévérance
het doorzettingsvermogen
toch
deelnemen aan
de toekomst
uit zijn dak gaan
dankzij

Slide 3 - Drag question

Woordsoort: sleep de woorden naar het juiste vakje...!
wederkerend werkwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord
se battre
la fois
se faire mal
venir de
réussir à
l'émission
craindre
s'éclater
le physique

Slide 4 - Drag question

Traduis: Elle a discuté avec son adversaire

Slide 5 - Open question

Traduis: Parfois je suis épuisé

Slide 6 - Open question

Traduis: Es-tu obligé d'y (=er) participer?

Slide 7 - Open question

2    Révision du temps
Vous avez eu:

1 le présent
2 le passé composé
3 le futur proche
4 l'imparfait?

Slide 8 - Slide

Révision du temps
1 le présent:     stam + uitgang (regelm ww)

Slide 9 - Slide

Révision du temps
1 le présent:     onregelmatige ww

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Révision du temps
2 le passé composé:  hulp ww + voltooid deelw

j'ai regardé
tu as fini
il a attendu
nous avons eu
vous avez été
ils ont fait
Mais:

elle est allée

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Révision du temps
3 le futur proche:  aller + infinitif

je vais regarder
elle va jouer au foot
nous allons manger
ils vont regarder Netflix

Slide 15 - Slide

GRAMMAIRE A
Les verbes pronominaux

se + verbe
zich + werkwoord

se rappeler
se laver
s'entraîner
s'amuser
se marier
se préparer
se tromper 
se dépêcher
se coucher
se reposer
se réveiller
s'habiller

Slide 16 - Slide

Les verbes pronominaux
Net als in het Nederlands heeft het Frans ook wederkerende werkwoorden 
wederkerende werkwoorden : werkwoord met een wederkerend voornaamwoord 


                  Ik was me                                           Je  me lave                  

Slide 17 - Slide

Les verbes pronominaux
In het Nederlands gaat het wederkerend voornaamwoord NA het werkwoord. 

Ik herinner me

In het Frans gaat het wederkerend voornaamwoord VOOR het werkwoord.

Je me rappelle

Slide 18 - Slide

Les verbes pronominaux
Je
me
je me lave
Ik was me 
Tu
te
tu te laves
Je wast je
Il / Elle/ On
se
il se lave
Hij/Zij wast zich
Nous
nous
nous nous lavons
We wassen ons
Vous
vous
vous vous lavez
Jullie wassen je
Ils / Elles 
se
elles se lavent
Ze wassen zich

Slide 19 - Slide

Les verbes pronominaux
Let op : Als het werkwoord met een klinker begint : 





nous nous amusons - vous vous amusez
Je
m'
Je m'amuse
Ik amuseer me
Tu
t'
Tu t'amuses
Je amuseert je
Il / Elle / On 
s'
On s'amuse
Hij/Zij amuseert zich
Ils / Elles
s'
Ils s'amusent
Zij amuseren zich

Slide 20 - Slide

De ontkenning 
Voor de ontkennende zinnen : 

Ik amuseer me niet                                  Je ne m'amuse pas 

Ik ga me niet amuseren                     Je ne vais pas m'amuser




Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

AU TRAVAIL
  • ex 9a/9b/10
  • voca A fn + les verbes pronominaux

Slide 23 - Slide