Een eigen bedrijf starten

Waaraan moet je denken als je een eigen bedrijf wilt starten?
  • Wat ga ik precies doen?
  • Begin ik alleen of met anderen?
  • Hoeveel geld heb ik nodig? 
  • Wat is aansprakelijkheid
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Waaraan moet je denken als je een eigen bedrijf wilt starten?
  • Wat ga ik precies doen?
  • Begin ik alleen of met anderen?
  • Hoeveel geld heb ik nodig? 
  • Wat is aansprakelijkheid

Slide 1 - Slide

Rechtsvormen van bedrijven kun je onderverdelen in:

Slide 2 - Slide

Wie is aansprakelijk?

Slide 3 - Slide

Kamer van Koophandel (KvK)
Om een bedrijf te beginnen moet je het altijd inschrijven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel

Slide 4 - Slide

De eenmanszaak:
  • Een ondernemingsvorm met 1 eigenaar die de leiding heeft.
  • Geen rechtspersoon, eigenaar is zelf met zijn privé vermogen aansprakelijk.
  • Makkelijk en snel op te richten.
  • Je kunt alleen beslissingen nemen.
  • Winst hoef je niet te delen.

Slide 5 - Slide

Bij knipsalon "Hair for you" werken 4 kapsters, dit kan dus nooit een eenmanszaak zijn.
A
Waar
B
Onwaar

Slide 6 - Quiz

Welke bewering is onjuist.
Bij een eenmanszaak:
A
Hoef je de winst niet te delen.
B
Moet je inschrijven bij Kamer van Koophandel
C
Ben je met je privé vermogen aansprakelijk
D
is sprake van een rechtspersoonlijkheid

Slide 7 - Quiz

VOF: vennootschap onder firma
  • Een ondernemingsvorm met meerdere eigenaren.
  • Geen rechtspersoon, eigenaren zijn zelf met hun privé vermogen aansprakelijk.
  • Je kunt taken verdelen.
  • Risico wordt door meer mensen gedragen.
  • Je kunt minder snel beslissingen nemen. 

Slide 8 - Slide

Wie is verantwoordelijk bij een vennootschap onder firma (VOF)
A
Rechtspersoon
B
Natuurlijke persoon

Slide 9 - Quiz

BV: besloten vennootschap
  • 1 of meerdere eigenaren
  • De eigenaren zijn bekend, aandelen staan op naam.
  • Rechtspersoon, eigenaren zijn niet met privé vermogen   aansprakelijk
  • Om een BV op te richten worden 
       nogal wat eisen gesteld.
  • Continuïteit is gewaarborgd.

Slide 10 - Slide

NV Naamloze Vennootschap:
  •  meerdere eigenaren, iedereen die een aandeel heeft is       eigenaar.
  • Is een rechtspersoon, eigenaren zijn niet aansprakelijk met  privé vermogen
  • Het bedrijf kan altijd voortbestaan, ook als een eigenaar  komt te overleiden
  • Kan makkelijk extra vermogen verkrijgen.

Slide 11 - Slide

NV Naamloze Vennootschap:
  • Eigenaren zijn minder betrokken
  • Startkapitaal moet minimaal €45.000 zijn

Slide 12 - Slide

2

Slide 13 - Video

01:01
Welke bewering is waar?
A
Een ZZP-er kan personeel in dienst hebben
B
Een zelfstandige kan personeel in dient hebben

Slide 14 - Quiz

02:14
Welke 2 ondernemingen zijn rechtspersonen
A
Eenmanszaak BV
B
VOF NV
C
BV NV
D
Eenmanszaak VOF

Slide 15 - Quiz

Bij deze ondernemingsvorm zijn niet alle eigenaren bekend.
A
BV
B
VOF
C
Eenmanszaak
D
NV

Slide 16 - Quiz

Opdracht 1: Puzzelen
  • Je krijgt dadelijk in tweetallen een antwoordblad en kaartjes. Leg de kaartjes op de juiste plaats op het antwoordblad.
  • Als je klaar bent dan maak je een foto en mailt deze door aan mij.
  • Je krijgt maximaal 10 minuten de tijd.
  • Daarna gaan we de juiste antwoorden bespreken, iedereen kan een beurt krijgen om het antwoord te geven.
  •  Je mag de kaartjes op de juiste plaats leggen en opnieuw een foto maken. (makkelijk voor het leren van je toets.)
  • Het team met de meeste juiste antwoorden heeft gewonnen.

Slide 17 - Slide

Opdracht 2: 
  • Jullie mogen in groepjes van 2 of 3 leerlingen, je eigen onderneming oprichten.
  • Bedenk een naam en het soort onderneming (soort goed en/of dienst)
  • Waar moet je overal aan denken?
  • Kies een ondernemingsvorm. (niet meer dan 2 groepjes dezelfde ondernemingsvorm).
  • Waarom heb je voor deze vorm gekozen, uitgebreid beschrijven.

Slide 18 - Slide

Evalueren van de opdracht:
  • Na 10 minuten gaan we de uitwerking bespreken.
  • Iedereen is expert en moet dus de keuzes uit kunnen  leggen.
  • De andere leerlingen mogen vragen stellen. Docent helpt en verbetert.
  • Samen bespreken hoe er is gewerkt, wat we geleerd hebben en de tips en tops voor deze les.

Slide 19 - Slide