Entree Nederlands les 1

Nederlands
Lezen en luisteren
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Lezen en luisteren

Slide 1 - Slide

Doelen

1. Je leert woorden die te maken hebben met veilig werken;
2. Je kunt een instructie geven;
3. Je kan een instructie opvolgen;
4; Je weet hoe je kunt voorspellen waar een tekst over gaat;
5. Je kan vragen beantwoorden naar aanleiding van een tekst. 



Slide 2 - Slide

Woorden thema 2
Beschrijven wat hygiëne inhoudt. 

Woorden herkennen die met hygiëne te maken hebben. 

Slide 3 - Slide

Woordenlijst
Kruis bij elk woord aan of je:

1: Het woord kent;
2: Het woord wel eens gehoord hebt;
3: Ik heb het woord wel eens gebruikt;
4: Ik ken en gebruik het woord, maar kan niet uitleggen wat het betekent;
5: Ik ken en gebruik en woord en kan uitleggen wat het betekent.

Slide 4 - Slide

Routing
De weg (route) die producten, werknemers en afval volgen in een bedrijf.

Slide 5 - Slide

Plattegrond
Een grondtekening van een gebouw, stad of terrein.

Slide 6 - Slide

FiFo
‘First in, first out’. Goederen die als eerste zijn binnengekomen, worden als eerste gebruikt.

Slide 7 - Slide

Transportmiddelen
Een transportmiddel is een middel waarmee je iets van de ene plaats naar een andere plaats brengt, bijvoorbeeld een kar of een heftruck.

Slide 8 - Slide

Opslag
De plaats waar goederen worden bewaard.

Slide 9 - Slide

Voorschriften
Een voorschrift is een regel, er staat geschreven wat iemand moet doen.

Slide 10 - Slide

Welzijn
Het gevoel dat het goed met je gaat.

Slide 11 - Slide

Bedrijfshulpverlener > BHV'er
Een bhv’er is een medewerker die is opgeleid om medewerkers en klanten in veiligheid te brengen bij nood.

Slide 12 - Slide

Vluchtwegen
De route om te vluchten, de weg om bij brand snel naar buiten te kunnen.

Slide 13 - Slide

Corrosief
Corrosief betekent bijtend. Het doet pijn aan de huid. Een corrosieve stof maakt de huid stuk en kan wonden veroorzaken.

Slide 14 - Slide

Nederlands
Luisteropdracht 

Slide 15 - Slide

Opslag
We gaan kijken naar het filmpje 'Opslag'

Let goed op, straks krijg je vragen. 

Slide 16 - Slide

Wanneer gaan de producten naar de vriezer?
A
Gelijk vanaf de deur.
B
Als alles is uitgepakt.
C
Per stuk.

Slide 17 - Quiz

Waar staan de vriezers? Er zijn twee antwoorden goed.
A
Bij de ingang
B
Bij de counter
C
Bij de keuken
D
Er is er maar één

Slide 18 - Quiz

Wat gebeurt er als er een product uit de vriezer gebruikt moet worden?
A
Dit product gaat direct naar de keuken.
B
Dit product gaat naar de koeling.

Slide 19 - Quiz

Welke producten liggen standaard in de koeling?
A
Kroketten
B
Sauzen
C
Bitterballen
D
Komkommers

Slide 20 - Quiz

Afsluiting

Slide 21 - Slide

Volgende les
Transport

Slide 22 - Slide