Havo 1 werkwoord faire

Herhalen le verbe irrégulier Faire
- Présent
- Passé composé
- Futur Proche?
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhalen le verbe irrégulier Faire
- Présent
- Passé composé
- Futur Proche?

Slide 1 - Slide

Faire - vertaling?
  1. Faire = doen, maken

Slide 2 - Slide

Faire - Le Présent. Sleep de vertalingen naar elkaar!
Je fais
Elle fait
Nous faisons
Elles font
il fait
Vous faites
On fait
Tu fais
ils font
Jij doet
Ik maak
Jullie doen
Zij maakt
Wij maken
Wij maken
Zij doen
Zij doen
Hij doet

Slide 3 - Drag question

Antwoorden
Je fais - ik doe, ik maak
Tu fais - jij doet, jij maakt
il fait - hij doet, hij maakt
elle fait - zij doet, zij maakt
On fait, nous faisons - wij maken
Vous faites - jullie doen/maken, u doet/maakt
Ils font, elles font - zij maken

Slide 4 - Slide

Wat is de juiste vertaling van
''jij hebt gemaakt''
A
Tu as fait
B
Tu as faité
C
Tu a fait
D
Tu as fairé

Slide 5 - Quiz

Welke werkwoordtijd is ''Tu as fait''?
A
De tegenwoordige tijd/ Présent?
B
De verleden tijd met voltooid deelwoord (Passé composé)
C
De toekomende tijd

Slide 6 - Quiz

Vertaal naar het Nederlands:
Nous avons fait

Slide 7 - Open question

Vertaal naar het Frans:
Hij heeft gedaan

Slide 8 - Open question

Wat is de juiste Nederlandse vertaling van:
On fait du badminton
A
Wij gaan badmintonnen
B
Wij vinden badminton leuk
C
Wij badmintonnen
D
Wij doen aan badminton

Slide 9 - Quiz

Korte uitleg
Wanneer je zegt dat jij (of iemand) een sport doet gebruik je ''Faire'' met du, de la, de l' of des
Mannelijke sporten = faire du (foot)
Vrouwelijke sporten = faire de la (danse)
Sporten die beginnen met een klinker = faire de l'(athlétisme)
Sporten in meervoud = faire des (échecs)

Slide 10 - Slide

Kies het juiste woord dat op de puntjes moet komen:
Je fais ... natation (vr)
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 11 - Quiz