2.2 Waarom zou je sparen?

Leerdoelen
  1. Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.
  2. Je weet wat rente is.
  3. Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.
  4. Je weet wat de geldfuncties zijn.
  5. Je hebt paragraaf 2.2 goed begrepen.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leerdoelen
  1. Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.
  2. Je weet wat rente is.
  3. Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.
  4. Je weet wat de geldfuncties zijn.
  5. Je hebt paragraaf 2.2 goed begrepen.

Slide 1 - Slide

Leerdoel 1:
Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.

Slide 2 - Slide

Wie spaart er?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Wat is voor jou een reden om te sparen?

Slide 4 - Mind map

Redenen om te sparen
  1. Je spaart voor een doel. Je wilt over een tijdje iets kopen waarvoor je nu nog niet genoeg geld hebt.
  2. Je spaart uit voorzorg. Zo heb je geld achter de hand om onverwachte kosten te kunnen betalen.
  3. Je spaart voor de rente. Van de bank krijg je rente over je spaargeld.

Slide 5 - Slide

Leerdoel 2:
Je weet wat rente is.

Slide 6 - Slide

kommagetal
5% = 0,05

Slide 7 - Slide

Rente per...
 % Rente per jaar = kommagetal x spaarbedrag

% Rente per half jaar = (kommagetal x spaarbedrag) ÷ 2

 % Rente per half maand = .kommagetal x spaarbedrag ÷ 12


Slide 8 - Slide

Er staat € 500,- op de spaarrekening.
de rente is 4%. Hoeveel rente krijg is bijgeschreven op de rekening?

Slide 9 - Open question

Er staat € 500,- op de spaarrekening.
de rente is 4% half jaar. Hoeveel rente krijg is bijgeschreven op de rekening?

Slide 10 - Open question

Er staat € 500,- op de spaarrekening.
de rente is 4% half maand. Hoeveel rente krijg is bijgeschreven op de rekening?

Slide 11 - Open question

Leerdoel 3:
Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.

Slide 12 - Slide

Je kan ook een verhoudingstabel gebruiken.
kommagetal
kommagetal

Slide 13 - Slide

Lesdoel 4:
Je weet wat de geldfuncties zijn.

Slide 14 - Slide

Welke functie heeft geld?

Slide 15 - Mind map

3 functies 
  1. geld als ruilmiddel: wanneer je iets koopt.
  2. geld als spaarmiddel: wanneer je geld bewaart om later uit te geven.
  3. geld als rekenmiddel: wanneer je de waarde van iets in geld aangeeft.

Slide 16 - Slide

Welke functie van geld zie je hier?

Slide 17 - Slide

plak hier de foto('s) van je gemaakte HERHALINGSopdrachten van par 2.1 en 2.2

Slide 18 - Open question

Leerdoelen gehaald?
  1. Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.
  2. Je weet wat rente is.
  3. Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.
  4. Je weet wat de geldfuncties zijn.
  5. Je hebt paragraaf 2.2 goed begrepen.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide