§2.2 Waarom zou je sparen?

2.2 waarom zou je sparen?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

2.2 waarom zou je sparen?

Slide 1 - Slide

In welke twee vormen komt geld voor?

Slide 2 - Open question

Op mijn spaarrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide

Slide 3 - Quiz

Yara pint €25 bij de geldautomaat.

Welke bewering is juist?
A
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld stijgt.
B
De hoeveelheid chartaal geld blijft en giraal geld stijgt.
C
De hoeveelheid chartaal geld stijgt en giraal geld daalt.
D
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld blijft gelijk.

Slide 4 - Quiz

2.1 Pinpas of portemonnee? (deel 1)
  • Hieronder zie je een deel van een bankafschrift.
  • Oud saldo = € 180. Wat is het nieuwe saldo?

Slide 5 - Slide

Leerdoelen
  1. Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.
  2. Je weet wat rente is.
  3. Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.
  4. Je weet wat de geldfuncties zijn.
  5. Je hebt paragraaf 2.2 goed begrepen.

Slide 6 - Slide

Leerdoel 1:
Je weet welke redenen je kunt hebben om te sparen.

Slide 7 - Slide

Wie spaart er?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Wat is voor jou een reden om te sparen?

Slide 9 - Mind map

Redenen om te sparen
  1. Je spaart voor een doel. Je wilt over een tijdje iets kopen waarvoor je nu nog niet genoeg geld hebt.
  2. Je spaart uit voorzorg. Zo heb je geld achter de hand om onverwachte kosten te kunnen betalen.
  3. Je spaart voor de rente. Van de bank krijg je rente over je spaargeld.

Slide 10 - Slide

Leerdoel 2:
Je weet wat rente is.

Slide 11 - Slide

Leerdoel 3:
Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.

Slide 12 - Slide

Je kan ook een verhoudingstabel gebruiken.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Rente per...
Rente per jaar = ..% ÷ 100 x spaarbedrag

Rente per half jaar = ..% ÷ 100 x spaarbedrag ÷ 2

Rente per half maand = ..% ÷ 100 x spaarbedrag ÷ 12


Slide 17 - Slide

Rente is een
A
bedrag
B
percentage

Slide 18 - Quiz

Er staat € 500,- op de spaarrekening.
de rente is 4%. Hoeveel rente krijg is bijgeschreven op de rekening?

Slide 19 - Open question

Er staat € 500,- op de spaarrekening.
de rente is 4% half maand. Hoeveel rente krijg is bijgeschreven op de rekening?

Slide 20 - Open question

Er staat € 500,- op de spaarrekening.
de rente is 4% half jaar. Hoeveel rente krijg is bijgeschreven op de rekening?

Slide 21 - Open question

Lesdoel 4:
Je weet wat de geldfuncties zijn.

Slide 22 - Slide

Welke functie heeft geld?

Slide 23 - Mind map

3 functies 
  1. geld als ruilmiddel: wanneer je iets koopt.
  2. geld als spaarmiddel: wanneer je geld bewaart om later uit te geven.
  3. geld als rekenmiddel: wanneer je de waarde van iets in geld aangeeft.

Slide 24 - Slide

Welke functie van geld zie je hier?

Slide 25 - Slide