2 a ce mois-ci
b ce livre-là
c cette fille-ci
d ces hommes-là
e cet appartement-là
3 a livre Is dat jouw boek of dat van je zus?
b renseignements Welke inlichtingen? Die u nodig heeft?
c robe Welke jurk ga je kiezen? Deze of die?
d film Welke film? – Die jij gisteravond hebt gezien.
e mouchoir Heb je geen zakdoek? Neem die op tafel ligt.