Woordenschat + schrijven les 4

Woordenschat/spelling/schrijven
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordenschat/spelling/schrijven

Slide 1 - Slide

Wat is de betekenis van: kannibaal
A
menseneter
B
berg stro
C
lawaai

Slide 2 - Quiz

wat is de betekenis van: amanuensis
A
hulpbisschop
B
helper bij scheikunde of natuurkunde
C
conciërge

Slide 3 - Quiz

Wat is de betekenis van: fataal
A
paling
B
dik
C
noodlottig/dodelijk

Slide 4 - Quiz

Wat is de betekenis van: belemmeren
A
bevloeien
B
verhinderen
C
zeuren
D
plagen

Slide 5 - Quiz

Wat is de betekenis van: dupe
A
slachtoffer
B
diep
C
landbouwwerktuig
D
schroefdopje

Slide 6 - Quiz

Hij kon geen keuze maken en vulde zijn biljet............ in.
A
alvorens
B
beperkt
C
blanco
D
behoedzaam

Slide 7 - Quiz

De ......... wilde nu wel eens de Himalaya beklimmen
A
architect
B
auteur
C
automobilist
D
alpinist

Slide 8 - Quiz

In hem vond hij een ......... in de strijd tegen het roken.
A
tegenstander
B
bondgenoot
C
aannemer
D
architect

Slide 9 - Quiz

De ....... signeerde zijn nieuwste boek in de bibliotheek.
A
analist
B
architect
C
auteur
D
filatelist

Slide 10 - Quiz

Wat betekent de afkorting: i.p.v

Slide 11 - Open question

Wat betekent de afkorting: m.n

Slide 12 - Open question

wat betekent de afkorting: m.v.g

Slide 13 - Open question

Wat betekent de afkorting: p.p

Slide 14 - Open question

Wat betekent de afkorting: w.v.t.t.k

Slide 15 - Open question

Oorzaak/gevolg
Voorbeeld: Ik ben gevallen met mijn fiets en nu is mijn voorlicht kapot.

O: gevallen met de fiets
G: kapot voorlicht

Slide 16 - Slide

Ik ga veel sporten, zodat ik fit en sterk word. Noteer O en G

Slide 17 - Open question

Ik heb niet geleerd, omdat ik dit weekend op kamp was. Noteer O en G

Slide 18 - Open question

Omdat ik ouder ben dan mijn zusje, mag ik langer opblijven. Noteer O en G

Slide 19 - Open question

Aan de slag
  • Maken schrijven les 4 (staat in Teams). 
  •  

Slide 20 - Slide