Spellingles

Afkortingenquiz
Let goed op!
Welkom bij de afkortingenquiz
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Afkortingenquiz
Let goed op!
Welkom bij de afkortingenquiz

Slide 1 - Slide

Hoe schrijf je 'aanstaande' als afkorting?
A
as
B
AS
C
a.s.
D
A.S.

Slide 2 - Quiz

Wat betekent de afkorting m.i.v.?
A
Met iemand van
B
Met ingang van
C
Met interesse voor
D
Met informatie voor

Slide 3 - Quiz

Hoe schrijf je 'met uitzondering van' als afkorting?
A
m.u.v.
B
muv
C
m.z.v.
D
M.U.V.

Slide 4 - Quiz

Wat betekent de afkorting m.v.g.?
A
met veel gedoe
B
met veel groetjes
C
met vriendelijke geiten
D
met vriendelijke groet

Slide 5 - Quiz

Hoe schrijf je 'centimeter' als afkorting?
A
c.m.
B
CM
C
cm
D
cent.

Slide 6 - Quiz

Hoe schrijf je 'nummer' als afkorting?
A
num.
B
n.r.
C
nr.
D
Er is geen afkorting voor 'nummer'.

Slide 7 - Quiz

Hoe schrijf je 'televisie' als afkorting?
A
t.v.
B
tv
C
tv.
D
TV

Slide 8 - Quiz

Piet wil met zijn vriendengroep pizza's eten. De prijs is 10 euro p.p. Wat betekent p.p.?
A
per persoon
B
per portie
C
per pond
D
per pizza

Slide 9 - Quiz

Wat betekent de afkorting o.l.v.?
A
ongelofelijke liefde voor
B
onder leiding van
C
onze leuke vrienden
D
oude logo van

Slide 10 - Quiz

Hoe schrijf je 'programma' als afkorting?
A
pro.
B
p.g.
C
P.G.
D
'Programma' heeft geen afkorting.

Slide 11 - Quiz

Hoe schrijf je 'bijvoorbeeld' als afkorting?
A
bijv.
B
bv.
C
b.v.
D
b.b.

Slide 12 - Quiz

Wat is de afkorting voor 'watercloset'?

Slide 13 - Open question

Aan de slag a.u.b.

Slide 14 - Slide