Woordsoorten groep 7

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

Woordsoorten

Woordsoortbenoeming

Woordsoorten zijn iets anders dan zinsdelen.
Soms vragen we je een woordsoort te benoemen, en soms een zinsdeel.

Welke woordsoorten ken je al?

Dit ga je leren!

Ik weet wat het persoonlijk voornaamwoord, 

het bezittelijk voornaamwoord, het aanwijzend voornaamwoord,

het vragend voornaamwoord en

het wederkerend voornaamwoord zijn en hoe ik ze moet gebruiken!

Dit ga je leren!

Het persoonlijk voornaamwoord

Verwijst naar een persoon, dier of ding!

Bijvoorbeeld: ik, jij, zij, we, haar, jullie, u

Je kunt een persoonlijk voornaamwoord vervangen door je naam!

Zij leest graag

Noor leest graag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin:
'Vanmiddag gaan we zwemmen in het meer.'

1. vanmiddag
2. gaan
3. we
4. het

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin:
'Soms heeft hij geen zin om huiswerk te maken.'?

1. heeft
2. hij
3. soms
4. huiswerk

Het bezittelijk voornaamwoord

mijn tas

jouw tas

haar tas

jullie tas

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets of iemand is!

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
'Hij vergat gisteren zijn huiswerk te maken'?

1. vergat
2. zijn
3. hij
4. huiswerk

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
'Morgen neemt zij haar hond mee.'?

1. morgen
2. zij
3. haar
4. hond

Het aanwijzend voornaamwoord

Het aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan.

Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van het  lidwoord staan. 

Het aanwijzend voornaamwoord  staat voor het zelfstandig naamwoord. (de leerling -> die leerling, deze leerling)

 

Bij een het-woord gebruik je altijd dat of dit.

Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze.

Aanwijzend voornaamwoord

Een aanwijzend voornaamwoord geeft precies aan wie of wat je bedoelt.

Die computer

Deze tafel

Dat boekje

Dit kopje

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:
'Femke leest dat boek vandaag nog uit'

1. Femke
2. dat
3. boek
4. vandaag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de zin:
'Ik heb die jongen nog nooit gezien'

1. Ik
2. gezien
3. jongen
4. die

Het vragend voornaamwoord

Je vraagt naar een mens, dier of ding

• Wie
• Wat
• Welk(e)
• Wanneer

Maak een zin met het vragend voornaamwoord 'wie'

Maak een zin met het vragend voornaamwoord 'wat'

Maak een zin met het vragend voornaamwoord 'welk(e)'

Maak een zin met het vragend voornaamwoord 'wanneer'

Een wederkerend voornaamwoord...

Verwijst naar het onderwerp!

Ik heb me vergist in de tijd van het gesprek. 

Het onderwerp is 'ik'

Het wederkerend voornaamwoord is 'me'

Wederkerend voornaamwoord

ik vergis me

jij vergist je

hij/zij vergist zich

wij vervelen ons

jullie vervelen je

zij vervelen zich

Bedenk zelf een zin waar een 'wederkerend voornaamwoord' in voor komt!

Hoe vond je deze manier van werken?

Dit vind ik nog lastig:

Wat hoort er bij zinsontleding en wat bij woordsoorten?

lw

zww

pv

vz

wg

zinsontleding

woordsoorten