Havo examentraining concept Ruilen over de tijd

Havo examentraining concept ruilen over de tijd
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Havo examentraining concept ruilen over de tijd

Slide 1 - Slide

Vermogen
Vermogen = bezitting - schulden
Voorbeeld Kathleen:
Huis                       € 400.000
Spaargeld           €    20.000 +
                                 € 420.000
Hypotheek          € 300.000 -
Vermogen           € 120.000     

Slide 2 - Slide

Verband tussen inkomsten, uitgaven en vermogen
Stel:
Inkomsten in één jaar             € 80.000
Uitgaven in één jaar                 € 85.000 -
Negatief saldo                           €     5.000 -

Dit bedrag moet Kathleen lenen. Haar vermogen zal dus dalen met € 5.000

Slide 3 - Slide

Ruilen over de tijd: lenen
  • Bij lenen kun je nu meer besteden, maar in de toekomst minder

Slide 4 - Slide

Ruilen over de tijd: sparen 
  • Geld is een ruilmiddel 
  • Sparen is het niet uitgeven van een deel van je inkomsten. Je stelt je besteding uit

Slide 5 - Slide

Invloed van rente op bestedingen
Als de rente stijgt > meer sparen & minder lenen > minder bestedingen > minder banen/prijsdalingen

Als de rente daalt > minder sparen & meer lenen > meer bestedingen > meer banen/prijsstijgingen

Slide 6 - Slide

Consumentenvertrouwen

Wat zegt een hoog of laag consumentenvertrouwen ?


Vragen die gesteld worden om dit te meten:

Gaat u binnenkort grote aankopen doen?
Hoe groot is kans dat u binnenkort nog werk heeft?
Gaat het economisch goed volgens u?
Bij veel 'ja's' een hoge score

Slide 7 - Slide

Consumentenvertrouwen en bestedingen
Het vertrouwen dat consumenten hebben in de economie.

Consumentenvertrouwen ↑ leningen ↑ bestedingen ↑
Consumentenvertrouwen ↓ leningen ↓ bestedingen ↓​

Slide 8 - Slide

Begrotingssaldo en staatsschuld
Stel in een jaar:
Belastingen                    500 miljard euro
Overheidsuitgaven      520 miljard euro -
Begrotingssaldo              20 miljard euro - (negatief)
Op 1 januari van dit jaar is staatsschuld 400 miljard euro

Dit bedrag wordt geleend. De staatsschuld stijgt naar 420 miljard euro

Slide 9 - Slide

Begrotingssaldo en staatsschuld
Stel in een jaar:
Belastingen                    500 miljard euro
Overheidsuitgaven      520 miljard euro -
Begrotingssaldo              20 miljard euro - (negatief)
Op 1 januari van dit jaar is staatsschuld 400 miljard euro
Stel dat van de uitgaven 5 miljard euro aflossing is
Dit bedrag wordt geleend. De staatsschuld verandert dan met 
+ 20 miljard - 5 miljard = + 15 miljard  --> 415 miljard euro

Slide 10 - Slide

Niet te veel schuld maken overheid!
Stijging schuld betekent stijging rente uitgaven. Alles wat aan rente wordt uitgegeven kan niet naar onderwijs gaan

Door stijging vraag naar leningen stijgt de rente. Hierdoor dalen de bestedingen van gezinnen en bedrijven

Slide 11 - Slide

Toekomstige generaties kunnen minder uitgeven

Slide 12 - Slide

Uitgestelde belastingheffing
In 2024 geeft overheid meer uit dan er aan belasting binnenkomt
In de toekomst zal er extra belasting geheven moeten worden voor terugbetaling en rente

Nu lenen is dus eigenlijk uitgestelde belastingheffing. 

Slide 13 - Slide

Indeling overheidsuitgaven
Overheidsconsumptie: ambtenarensalarissen, koffie, papier
Overheidsinvesteringen: nieuwe wegen, bruggen. --> vergroot de structuur(capaciteit) van een land
Overdrachtsuitgaven: subsidies, toeslagen (geen tegenprestatie)

Slide 14 - Slide

Voorraadgrootheid en stroomgrootheid
Voorraadgrootheid = grootheid die je op bepaald moment kan tellen: saldo op je betaalrekening, spaarsaldo, waarde van je cryptocurrency, waarde van je fiets, staatsschuld

Stroomgrootheid = grootheid die je meet over bepaalde periode: maandelijkse inkomsten, uitgaven aan uitgaan, aantal tosti's die je in een week koopt, begrotingssaldo
Want belastingsontvangsten - overheidsuitgaven in bepaald jaar

Slide 15 - Slide

Soorten inkomsten overheid
  • Directe belastingen = belastingen op inkomen inkomstenbelasting, erfbelasting, dividendbelasting
  • Indirecte belastingen = belastingen op producten 
      BTW,  invoerrechten, accijns
  • Winst van overheidsbedrijven = Holland casino, staatsloterij
  • Gasbaten

Slide 16 - Slide

Omslagstelsel 
  • premies in een jaar worden gebruikt voor uitkeringen in dat jaar
  • AOW: algemene ouderdomswet
  • Gevoelig voor vergrijzing

Slide 17 - Slide

Kapitaaldekkingsstelsel
Vandaag
Toekomst
Werknemers betalen premies gedurende werkzame leven. Bij pensioenleeftijd wordt opgebouwd vermogen uitgekeerd

Slide 18 - Slide

Invloed inflatie op bestedingen
Inflatie --> stimulans voor bestedingen, morgen is het duurder

Deflatie --> bestedingen dalen. Deze worden uitgesteld (morgen is het goedkoper)

Veel inflatie (10 %) is slecht voor bestedingen. Koopkracht uitgehold. Consumentenvertrouwen daalt. Bestedingen dalen

Slide 19 - Slide