4H les 15 en 16 spelling probleemwoorden

Probleemwoorden

Spelling paragraaf 13
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

Probleemwoorden

Spelling paragraaf 13

Slide 1 - Slide

Deze les
  • in lessonUp oefenen met probleemwoorden
  • zelf oefenen met de opdrachten van de paragraaf
  • Neem elkaar een dictee af met de woorden van paragraaf 13
  • Nieuwsquiz

Slide 2 - Slide

Probleemwoorden
Je kunt de spelling van probleemwoorden opzoeken op
- woordenlijst.org 
- in een woordenboek
Om jezelf fouten en tijd te besparen, leren we de woorden van paragraaf 13 uit het hoofd.

Slide 3 - Slide

Hoe schrijf je het volgende woord?
A
penisseline
B
penniciline
C
penicilline
D
geen van de drie

Slide 4 - Quiz

Is deze spelling goed of fout "proffesor"
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende woord?

A
Wijfelen
B
Weifellen
C
Weifelen
D
Wijfellen

Slide 6 - Quiz

Welk woord is fout?
A
Burgemeester
B
Vacuum
C
Cheque
D
Legitimatie

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je dit?
A
Statieportret
B
Staatsieportret
C
Staatieportret
D
Statiepotret

Slide 8 - Quiz

Wat is het zelfstandige naamwoord van begroeien?
A
Begroeïng
B
Begroeiing
C
Begroeiïng
D
Begroeijing

Slide 9 - Quiz


A
Abcent
B
Apsent
C
Absent
D
Lekker uitslapen

Slide 10 - Quiz

Hoe schrijf je het volgende woord:
A
Faisselment
B
Faillissement
C
Faillisement
D
Fiallissement

Slide 11 - Quiz

Welke van de drie is goed?
A
Financieel
B
Enqùete
C
Ecseem

Slide 12 - Quiz

Decenium
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Welk woord is juist?
A
legimitatie
B
legitimatie
C
legitimasie
D
legimietatie

Slide 14 - Quiz

Welk woord is juist?
A
daarintegen
B
daarentegen

Slide 15 - Quiz

Welk woord is juist?
A
burgerlijk
B
burgelijk

Slide 16 - Quiz

Welk woord is juist?
A
burgermeester
B
burgemeester

Slide 17 - Quiz

Welk woord is juist?
A
facisme
B
fascisme

Slide 18 - Quiz

Welk woord is juist?
A
persé
B
perse
C
per see
D
per se

Slide 19 - Quiz

Welk woord is juist?
A
represaîlles
B
represailes
C
represailles

Slide 20 - Quiz

Welk woord is juist?
A
faillisement
B
faillissement

Slide 21 - Quiz

Welk woord is juist?
A
beschoeiing
B
beschoeiïng
C
beschoejing

Slide 22 - Quiz

Zelf verder oefenen
- Maak opdracht 1 t/m 3 blz. 299 
(online mag ook: opdracht 1 t/m 3. Hoofdstuk 8, paragraaf 13)
- Neem elkaar een dictee af met de woorden van paragraaf 13.
-Klaar? Je kunt planning 1 en 2 nog afmaken, als je dat nog niet hebt afgerond.




Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Volgende les: dictee en werkblad les

Slide 25 - Slide

Deze les
  • Dictee maken
  • Dictee bespreken in groepjes
  • Werkblad maken / nakijken
  • Nieuwsquiz

Slide 26 - Slide

Deze les
  • Schrijf (zelf) de 10 woorden/woordgroepen op
  • Bepreek achteraf met 2-3 andere leerlingen wat de goede spelling is. Probeer het eens te worden.
  • Na 3-5 min. kijken we het na.

Slide 27 - Slide

Dictee       
Meneer De Gruijter vond de leerlingen die geen presentatie hadden voorbereid maar luiwammesen.    Hij had die ochtend in twee evangeliën gelezen en zitten mopperen op het huidige schoolsysteem.
Er waren die dag zestien jarige leerlingen in zijn klassen, waardoor hij weer opvrolijkte, want hij kreeg veel traktaties. Op zijn bureau lagen helaas veel toetsen en correctieopdachten te wachten.
De leerlingen hadden verhalen geschreven over cowboys die vochten met hyena's. Hij pakte een puddinkje uit de koelkast en begon met nakijken.

Slide 28 - Slide

Oefenen 
1. Maak het werkblad

2. Kijk het na met het nakijkblad

3. Ga lezen in je leesboek en zet je titel in teams!

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link