4.6 uitdrukkingen en VERVOLG PO-opdrachten ?

4.6 Uitdrukkingen en vervolg PO-opdrachten


Havo 2 periode 1 
week 6 2e les (10 oktober)


1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.6 Uitdrukkingen en vervolg PO-opdrachten


Havo 2 periode 1 
week 6 2e les (10 oktober)


Slide 1 - Slide

Welkom H2a
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 2 - Slide

Welkom H2b 
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 3 - Slide

Planning
Lezen >> 10 min. en hw check
inleveren via SOM
Startopdracht
Instructie 4.6 Uitdrukkingen
inoefenen en zelfstandig werken
~pauze~
zelfstandig verder aan PO-opdrachten (??)
Afsluiting

timer
10:00

Slide 4 - Slide

Huiswerk check✓
 PO-schrijfopdracht: inleveren via SOM >>> gelukt? 
Nee? Zo moet dat (uitleg) 
1. Ga naar SOM > 
----
Ben je thuis verder gegaan met je PO-presentatie?
--
En ben je ooit ingelogd in Lessonup.app ? Klassencode H2A = ygyxb
Klassencode H2B = jpmvh

Slide 5 - Slide

startopdracht
  1. Welke uitdrukkingen herken je in het plaatje? 
  2. Wat betekent de uitdrukking op het tegeltje? 
  3. Welke uitdrukkingen ken jij nog meer? >>
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Naast zijn ______ lopen.
A
schoenen
B
vriendin
C
fiets
D
geweten

Slide 7 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

Slide 8 - Open question

Oost West, thuis ___
A
rust
B
komen
C
best
D
West

Slide 9 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

Slide 10 - Open question

Als ___ broodjes over
de toonbank gaan.
A
dure
B
zoete
C
oude
D
lekkere

Slide 11 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

Slide 12 - Open question

Het oog is groter dan de ___
A
bril
B
neus
C
maag
D
waarheid

Slide 13 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

Slide 14 - Open question

Doel




Je leert over uitdrukkingen. 
Je kan uitdrukkingen herkennen. 
Je kan uitdrukkingen gebruiken.  
Je weet dat veel uitdrukkingen uit de handel en scheepvaart komen.
---


Slide 15 - Slide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 16 - Slide

4.6 Uitdrukkingen blz.100
Uitdrukking= een vaste groep woorden
In teksten kom je uitdrukkingen met 
een figuurlijke betekenis tegen. 
Er wordt dan iets anders bedoeld
dan er eigenlijk staat. Je 
moet het dus niet letterlijk nemen. 
Je neemt het dan figuurlijk

Slide 17 - Slide

De hond in de pot vinden

Dit betekent niet echt, dat er een hond in de pot zit. Dit betekent dat je te laat bent voor het eten en alles is op!

Slide 18 - Slide

Er staat (figuurlijk)

Hij woont in het hart van de stad


We sliepen onder de blote hemel 


De radijsjes schoten de grond uit.
 Bedoeld wordt (letterlijk)

Hij woont in het centrum / het midden van de stad.

We sliepen buiten.


De radijsjes groeiden heel snel.


Slide 19 - Slide

Inoefenen
timer
5:00
lessonUp.app

Slide 20 - Slide

Noem een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik dat je nog kent.

Slide 21 - Open question

de leiding hebben
failliet gaan
betalen
duur zijn
samenwerken
aan het roer staan
op de fles gaan
over de brug komen
aan de prijs zijn
in zee gaan

Slide 22 - Drag question

Het zit hen allemaal mee.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 23 - Quiz

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 24 - Quiz

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 25 - Quiz

Ik heb een zere keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 26 - Quiz

Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 27 - Quiz

Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 28 - Quiz

Hij houdt een oogje in het zeil.
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 29 - Quiz

Hij gaat onder zeil.
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 30 - Quiz

Hij heeft de wind in de zeilen.
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 31 - Quiz

Aan het werk
opdracht 1 blz. 100
  1. Maak 3 rijtjes in je schrift: 
dieren - kleuren - lichaamsdelen

2. Vul in en zoek de betekenis op! 
bijv. op 
https://spreekwoorden-gezegden.nl/


timer
10:00

Slide 32 - Slide

timer
5:00

Slide 33 - Slide

PO-opdracht presentaties
Criteria: 
1. Vertel je je verhaal logisch? (inleiding-middenstuk-slot)
2. Hoe is je stemgebruik? (verstaanbaar en intonatie)
3. Hoe is je houding ? (rechtop, kijk de klas aan, handen?) 
4. Voorwerp/afbeelding: ja/nee + uitleg? ja/nee
5. Tijd: 2 minuten.

Slide 34 - Slide

Tops en tips

Slide 35 - Slide

Tip geven 
Een tip is positief zeggen hoe het nog beter kan

Slide 36 - Slide

Aan het werk
Werk verder aan je PO-presentatie of aan 
opdracht 1 blz. 100 Uitdrukkingen. 
timer
5:00

Slide 37 - Slide

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 
  1. Je weet wat uitdrukkingen zijn. 
  2. Je kent enkele uitdrukkingen en hun betekenis. 
timer
5:00

Slide 38 - Slide

Volgende les 15 oktober: 
presentaties


Huiswerk voor 15 oktober: 
  • Oefen thuis verder aan je PO-presentatie.

Slide 39 - Slide