voorbereiding: open je handboek bij nummer 01, blz. 4
houd je mobiel gereed (app lessonup)
We wachten even tot iedereen is aangemeld op Microsoft Teams. Ondertussen kun je vast het volgende doen: Je microfoon staat automatisch op stil, laat dat nog even zo. De docent vertelt je wanneer je de microfoon aan kunt zetten. Je camera staat aan, je kunt er voor kiezen om die uit te zetten. Stel een eventuele vraag vast via de chat aan de docent.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
voorbereiding
voorbereiding: open je handboek bij nummer 01, blz. 4
houd je mobiel gereed (app lessonup)
We wachten even tot iedereen is aangemeld op Microsoft Teams. Ondertussen kun je vast het volgende doen: Je microfoon staat automatisch op stil, laat dat nog even zo. De docent vertelt je wanneer je de microfoon aan kunt zetten. Je camera staat aan, je kunt er voor kiezen om die uit te zetten. Stel een eventuele vraag vast via de chat aan de docent.
Slide 1 - Slide
voltooid deelwoord en ovt in het Duits
Bekijk in je handboek de onderdelen werkwoorden 01 en 02 op blz. 4,5 en 6;
Bekijk de onderdelen werkwoorden 07 en 08 op blz.12 en 13;
Wij luisteren naar een video.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Wat is de verleden tijd van lernen?
A
lernen
B
lernten
C
lornen
D
liernten
Slide 4 - Quiz
Vertaal de juiste vorm van "Hij leefde in Hamburg"
A
Er lebt in Hamburg
B
Er lebet in Hamburg.
C
Er lebte in Hamburg.
D
Er liebet in Hamburg.
Slide 5 - Quiz
wat is de verleden tijd van regnen?
A
regnen
B
regnet
C
regent
D
regneten
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Video
Wat is het voltooid deelwoord van warten?
A
gewarten
B
gewartet
C
gewartt
D
geworden
Slide 8 - Quiz
wat is het voltooid deelwoord van schwimmen
A
geschwimmt
B
geschwommen
C
geschwomen
D
geschwimmen
Slide 9 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van kaufen
A
gekauft
B
gekaufen
C
gekooft
D
gekaufet
Slide 10 - Quiz
Afsluiting
De ovt van haben, sein en werden zijn 'hatten' , waren' en ' wurden';
Let op: bij waren komt in de 1e en 3e vorm geen -e, dus 'ich war en er, sie, es war';