Les5 U2

Ga naar Lesson-up en type de PIN in.
Allumez votre ordinateur.
Mettez le livre sur la table.
Vous avez des écouteurs?

Zet jouw laptop aan.
Leg jouw boek op tafel.
Hebben jullie oortjes?
timer
2:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ga naar Lesson-up en type de PIN in.
Allumez votre ordinateur.
Mettez le livre sur la table.
Vous avez des écouteurs?

Zet jouw laptop aan.
Leg jouw boek op tafel.
Hebben jullie oortjes?
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui
  • répéter Apprendre 1-4
  • Pouvoir, present / passé composé
  • regarder l'heure
  • Pronom possessif
  • faire exercices 16abc

Slide 2 - Slide

Regarder l'heure
hele uren
halve uren (over het heel)
kwart voor / kwart over

Slide 3 - Slide

Regarder l'heure


Het is 1 uur                            Il est une heure
Het is 2- 11 uur                      Il est deux ..... onze heures.
Het is 12 uur -->  (12:00)       Il est midi.
Het is 12 uur --> (0:00)          Il est minuit.

Hele uren

Slide 4 - Slide

Halve uren  (et demie / demi)
Het voorgaande hele uur + "et demie"
Dus : het is half drie.   Il est deux heures et demie

Bij half éen:  Il est midi et demi / il est minuit et demi

Slide 5 - Slide

Kwart uren    (et / moins le quart)
Over het voorgaande hele uur +  et quart
Het is kwart over vijf.   Il est cinq heures et quart.

Voor het komende hele uur + moins le quart rt.
Het is kwart voor vijf.  Il est cinq heures moins le quart.

Slide 6 - Slide

Regarder l'heure
Phrases clés:
Vraag 1:      Hoe laat is het? / Quelle heure est-il?
Antwoord :    Het is ...... /    Il est.................

Vraag 2  Om hoe laat .........? / A quelle heure ........?
Antwoord Om...   /  À............
                                                      Samenvatting vind je hier.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Kenmerken:
In het Nederlands 1 vorm per persoon.
(mijn, jouw, zijn, haar, ons, julie, uw, hun)

In het Frans 3 per persoon.
Afhankelijk of het "bezit" mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.

Kijk dus eerst naar het "bezit" en bepaal dan welke vorm je nodig hebt.

Slide 9 - Slide

Waar moet je op letten als je het juiste bezittelijk voornaamwoord wilt gebruiken?
A
Kijk of de eigenaar mannelijk (enk of mv) of vrouwelijk (enk of mv) is.
B
Kijk of het bezit mannelijk (enk of mv) of vrouwelijk (enk of mv) is.

Slide 10 - Quiz

ta
mes
ses
ma
ons/ onze
uw / jullie
hun
mon
sa
tes
son
mijn
jouw
zijn / haar
notre
leur
vos
votre

Slide 11 - Drag question

Vertaal:
Haar broer heeft een vriendin.

Slide 12 - Open question

Zijn vriendin is aardig.

Slide 13 - Open question

Wat is bijzonder bij vrouwelijke woorden die met een klinker of een "h" beginnen in combinatie met een bezittelijk voornaamwoord?
Geef 2 correcte voorbeelden.

Slide 14 - Open question

Bezittelijk voornaamwoord.
Bekijk page 64. Lees deze goed door.
Maak vervolgens 16a
Luister naar gesprekken van 16b
Exercice 16c: Kijk naar het "bezit" en bepaal welke bezittelijk voornaamwoord je nodig hebt.

Slide 15 - Slide

Antwoorden exercice 16abc

Slide 16 - Slide

on continue!


exercice 16d: Kies juiste Franse zelfstandige naamwoord die goed in de zin past. Koppel deze aan het gevraagde bezittelijk voornaamwoord.

exercice 16e: Beschrijf de situaties op de foto's. Gebruik bezittelijke voornaamwoorden, probeer ook de passé composé (weer) te gebruiken.

Slide 17 - Slide

Formatieve toets, volgende les
Apprendre 1-5
Kloktijden
Pouvoir in présent en passé composé
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 18 - Slide