Het lijdend voorwerp


Het lijdend voorwerp
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Basisschool

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson


Het lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Het lijdend voorwerp is dus...
wie/wat + persoonsvorm + onderwerp


(de persoonsvorm vind je door de zin vragend te maken)

Slide 3 - Slide

Wij verkopen dit product niet.

Stap 1: persoonsvorm
A
Wij
B
verkopen
C
dit product
D
niet

Slide 4 - Quiz

Wij verkopen dit product niet.

Stap 2: onderwerp
A
Wij
B
verkopen
C
dit product
D
niet

Slide 5 - Quiz

Wij verkopen dit product niet.

Het lijdend voorwerp is...
A
Wij
B
verkopen
C
dit product
D
niet

Slide 6 - Quiz

Nu jij!


Zoek in de volgende zinnen het lijdend voorwerp


Slide 7 - Slide

Pork, pork, pork, soep eet je met een lepel

Slide 8 - Open question

Dit jaar gaat Henk met zijn zoon vuurwerk kopen.

Slide 9 - Open question

Dit weekend speelt ze haar eerste hoofdrol.

Slide 10 - Open question

Binnen twee tellen stond hij ons voor al dat publiek het hele verhaal te vertellen.

Slide 11 - Open question

Vindt u dat ook?

Slide 12 - Open question

Waarom heb je niet meteen een afspraak gemaakt?

Slide 13 - Open question

Waar vind ik hier de koekjes?

Slide 14 - Open question

Hij stelt soms een interessante vraag.

Slide 15 - Open question

Heeft je broer die auto nog gekocht?

Slide 16 - Open question

Ik lust spruitjes.

Slide 17 - Open question

Op haar verjaardag kreeg ze van haar ouders een iPhone 5.

Slide 18 - Open question

Die grote stad aan de IJssel heeft de laatste jaren veel nieuwe inwoners gekregen.

Slide 19 - Open question

Mathijs heeft zijn hardloopschoenen al aangetrokken om 20 kilometer te gaan joggen.

Slide 20 - Open question

Vrienden uit Italië hebben voor hem een zelfgemaakte pizza meegebracht.

Slide 21 - Open question

Goed gewerkt!

Slide 22 - Slide