Stap 1: Oriënterend lezen
Doel: onderwerp van de tekst vinden.
1 Lees de titel, de tussenkopjes en bekijk de eventuele afbeeldingen.
2 Lees de eerste alinea of de eerste twee alinea’s.
3 Geef in een paar woorden antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst? Het antwoord op die vraag is het onderwerp van de tekst.
Stap 2: Globaal lezen
Doel: deelonderwerpen van de tekst vinden.
4 Lees van elke alinea de eerste en de laatste zin.
5 Markeer met strepen in de linker kantlijn (= witte ruimte naast de tekst) welke alinea(’s) de inleiding en het slot zijn.
6 Markeer met strepen in de linker kantlijn welke alinea’s van het middenstuk bij elkaar horen en dus over hetzelfde deelonderwerp gaan.
Stap 3: Precies lezen
Doel: precies weten waar de tekst over gaat.
7 Lees de tekst helemaal.
8 Onderstreep woorden die je niet kent. Bepaal de betekenis van deze woorden met een woordraadstrategie.
9 Markeer de kernzin van elke alinea.
10 Noteer van elke alinea in een paar woorden het deelonderwerp in de linker kantlijn.
11 Noteer het tekstdoel.
12 Noteer de tekstsoort.
Stap 4: Afronding
13 Onderstreep de hoofdgedachte van de tekst of schrijf die in je eigen woorden op. De hoofdgedachte is één zin waarin duidelijk wordt wat het belangrijkste is wat je over het onderwerp van de tekst te weten bent gekomen.