4H HH H1 Jong & oud

Metafoor
Filmpje formule 1

Hoe past deze metafoor (filmpje dat je dadelijk ziet) naar jouw idee bij het onderwerp van voorgaande en deze les?












1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Metafoor
Filmpje formule 1

Hoe past deze metafoor (filmpje dat je dadelijk ziet) naar jouw idee bij het onderwerp van voorgaande en deze les?












Slide 1 - Slide

Wat zijn jouw ervaringen met 

Wat is er gebeurd met de arbeidsproductiviteit?
Arbeidsdeling = Het arbeidsproces verdeelt in afzonderlijke taken.
Specialisatie = Mensen kunnen zich specialiseren of toeleggen op één activiteit.
Arbeidsproductiviteit = De productie per persoon per tijdseenheid.
Door arbeidsdeling en specialisatie stijgt de arbeidsproductiviteit.  

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Absoluut voordeel

Absoluut voordeel = Wanneer je specialiseert in een taak of een product ben je daar sneller of goedkoper in dan een ander. 

Je hebt een absoluut voordeel in geld of tijd.
Het absoluut voordeel is daarom altijd een getal.

 



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Comparatief voordeel
Comparatief voordeel = Als je niet de snelste of goedkoopste  bent, kun je nog wel een comparatief voordeel hebben. 
Dan kies je voor de optie waarin je relatief de minste achterstand hebt.

Het comparatief voordeel is daarom altijd een percentage of een factor.

 



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld (Stappenplan)
Anne heeft een comparatief voordeel bij schoonmaken ten opzichte van de tuinwerkzaamheden, want de factor is lager.
Als Anne wat moet doen, dan laten we haar schoonmaken.

Klaas
Anne
Totaal
Absoluut voordeel
Comparatief voordeel
Schoonmaken
3
4
7
Klaas
4/3= 1,33X
Tuinwerkzaamheden
3
5
8
Klaas
5/3= 1,66x
Totaal
6
9
15

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tussen welke twee getallen kiest van Erp als B geen kiest?
A
5000 en 4000
B
2000 en 7000
C
5000 en 2000
D
5000 en 7000

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Tussen welke twee getallen kiest van Erp als B wel kiest?
A
2000 en 4000
B
4000 en 7000
C
5000 en 2000
D
5000 en 7000

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Heeft Erp een dominante strategie?
A
ja, geen uitverkoop
B
nee
C
ja, wel uitverkoop

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Tussen welke twee getallen kiest van Boerkoel als E geen kiest?
A
2000 en 4000
B
4000 en 7000
C
5000 en 2000
D
5000 en 7000

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Tussen welke twee getallen kiest van Boerkoel als E wel kiest?
A
2000 en 4000
B
4000 en 7000
C
5000 en 2000
D
5000 en 7000

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Heeft Boerkoel een dominante strategie?
A
ja, geen uitverkoop
B
ja, wel uitverkoop
C
nee

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Is dit een gevangenendilemma?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions