pathologie urinewegen

1 / 45
next
Slide 1: Slide
PathologieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

welke stof ziet normaal NIET in urine?
A
ureum
B
creatinine
C
glucose
D
natrium

Slide 2 - Quiz

wie krijgt het makkelijkst een urineweg verstopping?
A
poes
B
kater
C
teef
D
reu

Slide 3 - Quiz

wie wordt het makkelijkst incontinent?
A
gecastreerde teef
B
intacte teef
C
gecastreerde reu
D
intacte reu

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Welke urine willen we voor onderzoek?
A
ochtendurine
B
avondurine
C
aan het begin van het plassen
D
aan het eind van het plassen

Slide 9 - Quiz

Een hond die vaak kleine beetjes plast heeft :
A
nierprobleem
B
suikerziekte
C
blaasontsteking

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

donker gekleurde urine is
A
sterker geconcentreerd
B
minder sterk geconcentreerd
C
slecht voor het dier
D
goed voor het dier

Slide 15 - Quiz

voor BO en ABG willen we
A
spontaan geloosde urine
B
catheter urine
C
cystocentese urine
D
mid stream urine

Slide 16 - Quiz

Door het Raas systeem
A
stijgt de bloeddruk
B
daalt de bloeddruk
C
produceer je meer urine
D
neemt het circulerend volume af

Slide 17 - Quiz

blaasontsteking

Slide 18 - Mind map

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Bij de kat ontstaat cystitis het vaakst door:
A
blaasgruis
B
stress
C
bacteriën

Slide 26 - Quiz

Bij struviet blaasgruis bij de hond is meestal nodig:
A
antibioticum
B
blaasgruisdieet
C
meer bewegen
D
minder bewegen

Slide 27 - Quiz

hematurie is:
A
pus in de urine
B
bloed in de urine
C
niet meer kunnen plassen
D
vaak kleine beetjes plassen

Slide 28 - Quiz

Incontinentie

Slide 29 - Mind map

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

nierpatient

Slide 32 - Mind map

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

bij chronische nierproblemen zien we
A
veel eten
B
weinig eten
C
gele slijmvliezen
D
blauwe slijmvliezen

Slide 38 - Quiz

In nierdieet zit
A
veel eiwit
B
weinig eiwit
C
veel koolhydraat
D
weinig koolhydraat

Slide 39 - Quiz

Bij chronisch nierfalen zie je in het bloed:
A
veel creatinine
B
veel witte bloedcellen
C
veel eiwit
D
veel rode bloedcellen

Slide 40 - Quiz

Bij chronisch nierfalen zie je geregeld in de urine
A
glucose
B
eiwit
C
bilirubine
D
rode bloedcellen

Slide 41 - Quiz

3 vragen om samen te maken

4:Wat verwacht je te vinden in het urine onderzoek? (cystitis)
10: wat verwacht je te vinden bij urineonderzoek (nierfalen)
10: wat verwacht je te vinden bij bloedonderzoek (nierfalen)

Slide 42 - Slide

4:Wat verwacht je te vinden in het urine onderzoek?

Slide 43 - Open question

10: wat verwacht je te vinden bij urineonderzoek (nierfalen)

Slide 44 - Open question

10: wat verwacht je te vinden bij bloedonderzoek (nierfalen)

Slide 45 - Open question