This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Geslachtschromosomen
blz. 166 - 168 tekstboek
Inhoud les:
- Uitleg geslachtschromosomen
- Opdrachten bespreken
- Practicum "Je eigen DNA"
Slide 2 - Slide
Een jongen gaat in de zomervakantie bij een tuincentrum werken. Hij krijgt eelt op zijn handen. Verandert het fenotype van deze jongen als er eelt op zijn handen komt?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quiz
Verandert het genotype van deze jongen als er eelt op zijn handen komt?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
De jongen blijft zijn verdere leven veel met zijn handen werken. Hij heeft veel eelt op zijn handen. Hij krijgt twee kinderen. Is de eigenschap 'eelt op de handen' erfelijk?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Een tuinder snijdt een stekje van de plant af en geeft dat cadeau aan een vriend. De vriend zet het stekje in de tuin. Het jaar daarop krijgt de vriend blauwe bloemen aan de plant. Is het genotype anders dan die van de moederplant?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Lesdoel
Kunnen beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.
Basisstof 2
Slide 7 - Slide
Geslachtschromosomen
Het 23ste paar noem je de geslachtschromosomen
Dit is bij en meisje XX
Dit is bij een jongen XY (2 verschillende chromosomen)
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Slide
Verschil
Bij meiose krijg je uiteindelijk dus 23 chromosomen.
Dit is logisch, als een eicel en zaadcel bij elkaar komen krijg je automatisch weer 46 chromosomen.
Slide 13 - Slide
Geslachtsbepaling
Mannen hebben een X en een Y chromosoom. Zij krijgen bij reductiedeling dus X zaadcellen en Y zaadcellen.
Vrouwen hebben een X en een X chromosoom. Zij krijgen bij reductiedeling dus alleen maar X eicellen.
De kans op een jongentje of een meisje is dus theoretisch 50%.
Slide 14 - Slide
Op je ouders lijken??
De helft van de chromosomen van de vader en de helft van de chromosomen van de moeder
Bij elke zwangerschap worden andere chromosomen doorgegeven. (broers en zussen lijken op elkaar, maar er zijn ook verschillen)
Slide 15 - Slide
Hoeveel geslachtschromosomen komen voor in een geslachtscel van een mens?
A
1
B
2
Slide 16 - Quiz
Opdrachten
Gebruik handboek blz. 166 - 168
Opdracht 4 t/m 8blz. 152 t/m 155
Kijk de opdrachten na met het nakijkboek
timer
12:00000
Slide 17 - Slide
Practicum
Belangrijk tijdens het practicum:
Niet te voorzichtig zijn bij het verzamelen van het wangslijmvlies.
De spiritus voorzichtig (=langzaam) bovenop het speeksel wordt gegoten, maar niet té voorzichtig. Er moet enige mening optreden.
Er niet geschud wordt.
Practicum
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Een tweeling (zelfde genotype) De rechter man rookt
Slide 20 - Slide
De rechter vrouw rookt
Slide 21 - Slide
man/vrouw
• 46 chromosomen • 22 paar chromosomen even lang • 23e paar chromosomen zijn niet even lang(geslachtschromosomen) • grote chromosoom X • kleine chromosoom Y • XX= meisje • XY= Jongen
Slide 22 - Slide
Meiose
Meiose is reductiedeling. Reductie betekent vermindering. Bij mitose krijgt een cel 46 chromosomen.
Bij Meiose maar de helft. 23 chromosomen.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Karyogram
Hiernaast zie je het karyogram van een kat.
Is dit een kater (mannetje) of een poes (vrouwtje)?