Semana 21 Lección 2

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?

Slide 1 - Slide

Objetivos Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ... conocéis algunas palabras para comparaciones kennen jullie een aantal woorden voor vergelijkingen
3. ... habéis comparado vuestro colegio con un colegio español hebben jullie je school vergeleken met een Spaanse school 


Slide 2 - Slide

Vocabulario Unidad 2
Je hebt twee minuten om in stilte en zelfstandig
de overhoring te maken!

Slide 3 - Slide

Vocabulario Unidad 2
Wissel je blaadje met een klasgenoot. 
Pak een andere kleur pen en kijk na!
8 / 9 / 10 punten = 1 bonuspunt

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

¿Cuántos deberes tienes?
¿Cuántas horas dedicas a tus deberes por día?
¿Y por semana?
¿Es más o menos que tus compañeros?

Slide 6 - Slide

Weet je dit (nog)?

Slide 7 - Slide

Comparar colegios Scholen vergelijken
Een tijdje geleden hebben jullie het Harens Lyceum vergeleken met het
I.E.S. Miguel Servet in Zaragoza. 
Welke verschillen/overeenkomsten met het Harens Lyceum weet je nog?


Slide 8 - Slide

Comparaciones Vergelijkingen
LT p. 28

... es diferente = ... is anders/verschillend
... es igual = ... is hetzelfde/gelijk
Tenemos el mismo horario. = We hebben hetzelfde rooster.
Tenemos la misma asignatura. = We hebben hetzelfde vak.
Lo mismo = dezelfde/hetzelfde
Lo mejor = het beste / Lo peor = het slechtste

Slide 9 - Slide

Comparaciones Vergelijkingen
LT p. 28 Ej. 3

In tweetallen/drietallen vergelijken jullie de zinnen bij a t/m d over het IES Élaios met het Harens Lyceum.
Kijk goed naar het voorbeeld en gebruik de woorden voor de vergelijkingen.
Noteer de zinnen in jullie cuaderno.

Klaar? Maak uit jullie LE p. 33 ej. 4

Slide 10 - Slide

Comparaciones Vergelijkingen
LT p. 28 Ej. 3

a. Nuestro instituto/El Lyceo Harens es igual. Nosotros tenemos un aula de Música también.
b. Nuestro instituto es diferente. Nosotros tenemos un gimnasio.
c. Nuestro instituto es diferente. Los alumnos del Lyceo Harens comen a las 12:10 h.
d. En nuestro instituto/colegio hay un director.  

Slide 11 - Slide

Welke uitspraak hoort bij middelbare scholen in Spanje en welke bij Nederland?
Nederland
Spanje
De zomervakantie duurt 2 maanden.
Bij een toets worden geen cijfers maar letters gegeven.
De docenten worden met u aangesproken.
De ochtendpauze duurt 15 minuten.
Bij een toets worden cijfers gegeven.
De zomervakantie duurt bijna 2 maanden.
De docenten worden met jij aangesproken.
De middagpauze duurt 30 minuten.

Slide 12 - Drag question

¡A trabajar! Aan het werk!

Maak uit je LE p 33-37 ej. 4 / 17 / 18






Slide 13 - Slide

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?

Slide 14 - Slide

Objetivos Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ... conocéis algunas palabras para comparaciones kennen jullie een aantal woorden voor vergelijkingen
3. ... habéis comparado vuestro colegio con un colegio español hebben jullie je school vergeleken met een Spaanse school 


Slide 15 - Slide

¿Cuántos deberes tienes?
¿Cuántas horas dedicas a tus deberes por día?
¿Y por semana?
¿Es más o menos que tus compañeros?

Slide 16 - Slide

LT p. 29 "Demasiados deberes"
Texto
Noticia en verde
¿Y tú?

Slide 17 - Slide

Comparaciones Vergelijkingen
LT p. 28

... es diferente = ... is anders/verschillend
... es igual = ... is hetzelfde/gelijk
Tenemos el mismo horario. = We hebben hetzelfde rooster.
Tenemos la misma asignatura. = We hebben hetzelfde vak.
Lo mismo = dezelfde/hetzelfde
Lo mejor = het beste / Lo peor = het slechtste

Slide 18 - Slide

Comparaciones Vergelijkingen
- más + zelfstandig naamwoord/bijvoeglijk naamwoord  + que                              
- werkwoord + más que                                                                                             meer dan


- menos + zelfstandig naamwoord/bijvoeglijk naamwoord + que
- werkwoord + menos que                                                                                   minder dan


Slide 19 - Slide

Cantidades Hoeveelheden
muy                  heel/erg                        Ana está muy nerviosa.                             + +
bastante        nogal                             Juan está bastante cansado.                  +
un poco         een beetje                   Mi madre está un poco triste.                  -
no ... nada     helemaal niet             Tú no estás nada asustado.                     - - 
demasiado   te (veel)                         Mario está demasiado enfadado.

Kijk in je LT op p. 29. Wat valt je op aan het gebruik van de woorden in het groene kader?

Slide 20 - Slide

¡A trabajar! Aan het werk!

Maak uit je LE p 33-37 ej. 9 / 10 / 15 / 16

En daarnaast moet af zijn: ej. 1 t/m 4 + 
                                                        ej. 13 t/m 18






Slide 21 - Slide

Controlar los objetivos
Even checken of de lesdoelen zijn behaald.

Gebruik je aantekening over de vergelijkingen en vul in:

(No) Tenemos ... profesora que el año pasado.
Los alumnos del tercer año no tienen ... recreo que los alumnos del segundo año.


Slide 22 - Slide

Deberes Huiswerk
Hacer y corregir: LE p 33-37 ej. 4 / 17 / 18
Estudiar: Aantekening vergelijkingen + LT p. 33 C

Slide 23 - Slide

¡Hasta luego!

Slide 24 - Slide