Tussentijdse toets 1 thema 2 - voortplanting

Tussentijdse toets 1
thema 2 - Voortplanting (3BKG)
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Tussentijdse toets 1
thema 2 - Voortplanting (3BKG)

Slide 1 - Slide

In welk onderdeel worden zaadcellen gemaakt?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 2 - Quiz

In welke twee onderdelen wordt vocht voor sperma gemaakt

Slide 3 - Open question

Wat is hier het zaadblaasje?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 4 - Quiz

Waar worden zaadcellen opgeslagen?

Slide 5 - Open question

Wat is S?
A
De prostaat
B
De Teelbal
C
De Bijbal
D
De urineblaas

Slide 6 - Quiz

Welke letter heeft te maken met een sterilisatie?
A
Q
B
S
C
T
D
U

Slide 7 - Quiz

Welke letter is
De Baarmoeder?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 8 - Quiz

Hoe heet het vlies in de baarmoeder waar een eitje kan innestelen

Slide 9 - Open question

Waar vindt meiose plaats?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 10 - Quiz

Hoe heet Q?

A
Eileider
B
Eierstok
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 11 - Quiz

Sleep de juiste naam naar het juiste onderdeel
1
2
3
4
5
6
Eierstok
Blaas
Vagina
Eileider
Trechter
Baarmoeder

Slide 12 - Drag question

Welk nummer is de plek waar eicellen liggen opgeslagen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

Via welke buis verlaat sperma het lichaam?
A
Urinebuis
B
Zaadbuis
C
Zaadleider

Slide 14 - Quiz

Welk onderdeel van het voortplantingsstelsel van de man maakt geslachtshormonen?
A
Teelbal
B
Bijbal
C
Prostaat
D
Hypofyse

Slide 15 - Quiz

Hoe heet R?

A
Eileider
B
Eierstok
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 16 - Quiz

Welk onderdeel van het voortplantingsstelsel van de vrouw maakt geslachtshormonen?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Eierstok
D
Hypofyse

Slide 17 - Quiz

Maarten zegt dat de eierstokken onder invloed van hormonen uit de hypofyse eicellen laten rijpen.
Guido zegt dat alle onrijpe eicellen al vanaf de geboorte bij een vrouw aanwezig zijn.
WIE HEEFT GELIJK, leg uit!

Slide 18 - Open question

Wie is het grootst: eicel of zaadcel?
Waarom?
A
Zaadcel. Zo kan hij sneller bewegen.
B
Zaadcel. Hij bevat reservevoedsel.
C
Eicel. Zo kan zij sneller bewegen.
D
Eicel. Zij bevat reservevoedsel

Slide 19 - Quiz

Wie heeft een zweepstaart: eicel of zaadcel?
Waar is deze voor nodig?
A
Zaadcel. Kan hij naar eicel zwemmen.
B
Zaadcel. Kan hij door zaadleider heen.
C
Eicel. Kan naar zaadcel zwemmen.
D
Eicel. Kan zo door eileider heen.

Slide 20 - Quiz

Wat gebeurt er op dag 1 van de menstruatiecyclus?
A
Je bent vruchtbaar
B
Je bent ongesteld
C
Je hebt de eisprong
D
Er gebeurt niks op dag 1

Slide 21 - Quiz

Waarom wordt het baarmoederslijmvlies dikker tijdens de menstruatiecyclus?

Slide 22 - Open question

Wat gebeurt er op dag 14 van de menstruatiecyclus?
A
Je bent vruchtbaar
B
Je bent ongesteld
C
Je hebt de eisprong
D
Er gebeurt niks bijzonders op dag 14

Slide 23 - Quiz

Welk nummer is de ovulatie?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quiz

Hoe noemen we een eitje dat zich heeft ingenesteld in het baarmoederslijmvlies?

Slide 25 - Open question

Welk nummer is een rijpende follikel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quiz

Hoe noem je het overblijfsel van de follikel na de eisprong?
A
Ovulatie
B
Eierstok
C
Gele lichaam
D
Lege Lichaam

Slide 27 - Quiz

In welke periode is een vrouw vruchtbaar

Slide 28 - Open question

Meiose of Mitose?
Eicellen en zaadcellen ontstaan.
A
Meiose
B
Mitose

Slide 29 - Quiz

Meiose of Mitose?
Vindt overal in het lichaam plaats.
A
Meiose
B
Mitose

Slide 30 - Quiz

Meiose of Mitose?
Het aantal chromosomen wordt gehalveerd!
A
Meiose
B
Mitose

Slide 31 - Quiz

Juist of Onjuist?
Als je zwanger bent, heb je elke maand nog steeds een ovulatie en menstruatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Wat is een primair geslachtskenmerk?
A
Borsten
B
Baardhaar
C
Okselhaar
D
Schaamlippen

Slide 33 - Quiz

In welke levensfase leer je te rekenen, schrijven en lezen?
A
Peuter
B
Kleuter
C
Schoolkind
D
Puber

Slide 34 - Quiz

In welke levensfase verandert je lichaam enorm en gaan je geslachtsorganen functioneren?
A
Peuter
B
Kleuter
C
Schoolkind
D
Puber

Slide 35 - Quiz

Welk nummer is de placenta?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 36 - Quiz