1.3 Inflatie

1.3 Inflatie
LH4.ec1
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.3 Inflatie
LH4.ec1

Slide 1 - Slide

Planning 
- Paragaaf 1.2
- Paragaaf 1.3
- Aan de slag 
- Terugblik en afsluiting 

Slide 2 - Slide

Sparen v.s. lenen
- Sparen
- Uitstellen van consumptie levert rente op
- Consumentensurplus wordt niet direct genoten
- Lenen kost geld (rente)
- Consumentensurplus wordt direct genoten
- Rente betalen over het aankoopbedrag 

Slide 3 - Slide

Sparen of lenen?
- Verschil tussen algemene prijs van tijd en individuele prijs van tijd
- Sparen (Hogere algemene prijs van tijd dan individuele prijs van tijd)
- Lenen ( Hogere individuele prijs van tijd dan algemene prijs van tijd)
- Praktijkvoorbeeld (dia 5)

Slide 4 - Slide

Individuele prijs van tijd
- Drie factoren die kunnen beïnvloeden 
- Individuele tijdsvoorkeur (ongeduldig en nu consumeren of niet)
- Risico-aversie ( Geen risico's, maar zekerheid willen)
- Hogere individuele prijs van tijd
- Type product (drinken en shirt, individuele prijs van tijd en rente)

Slide 5 - Slide

Huiswerk bespreken! 
- Lees paragaaf 1.2 door en maak de opdrachten 1 T/M 7.

Slide 6 - Slide

Leerdoelen 1.3 
- Je legt uit hoe inflatie kan ontstaan 
- Je kunt het CPI berekenen en uitleggen hoe de inflatie wordt gemeten 

Slide 7 - Slide

Hebben jullie last van inflatie? Zo ja, hoe merken jullie dat dan?

Slide 8 - Mind map

Inflatie 
- Producten worden duurder
- Algemeen prijspeil (gemiddelde prijs van verzameling goederen)
- Inflatie 
- Koopkracht?

Slide 9 - Slide

Ontstaan van inflatie
- Maatschappelijke geldhoeveelheid (hoe meer in omloop, toename inflatie)
- Chartaal geld en giraal geld (alleen lopende rekening)
- ECB rente verlagen, minder geld op depositorekening van handelsbanken, handelsbanken gaan nog meer proberen om uit te lenen door een lage rente te rekenen, consumenten en producenten gaan dit geleende geld uitgeven, vraag stijgt naar producten bij gelijkblijvend aanbod en de inflatie stijgt
- Zelfde geldt voor ECB die rente voor lenen verlaagt aan leningen bij handelsbanken

Slide 10 - Slide

Ontstaan van inflatie 
- Groei maatschappelijke geldhoeveelheid (meer omloop)
- Rente verlaging (verhoging besteding)
- Grotere vraag en gelijkblijvend aanbod (prijzen stijgen)
- Consumentenvertrouwen (minder vertrouwen, daling vraag)
- combinatie van factoren 

Slide 11 - Slide

Monetair beleid
- Veranderen rente om economie te beïnvloeden
- ECB/centrale banken
- Doelstelling 2%
- Kredietkanaal (Rente verlagen of verhogen met invloed op economische activiteiten) 
- Depositorente en maatschappelijke geldhoeveelheid
- bron 3 

Slide 12 - Slide

Indexcijfers 
- Rekenen met procentuele veranderingen
- Procentuele verandering ten opzichte van basisjaar (bron 4)
- Basisjaar = 100

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

De prijs van melk in 2000 (basisjaar) is €0,51 cent. Het vergelijkingsjaar is 2018, waarbij de prijs van een pak melk €0,90 cent is geworden. Bereken het prijsindexcijfer voor melk in 2018.

Slide 15 - Open question

Toon met berekeningen aan dat het verschil ten opzichte van het basisjaar (indexcijfers) dezelfde uitkomst geeft als je de procentuele verandering berekent van de vorige vraag.

Slide 16 - Open question

Berekenen van de inflatie 
1. Bepaling goederenmandje (producten van gemiddeld gezin waaraan ze geld uitgeven)
2. Bepaling van de wegingsfactoren (uitgave aan een product van de totale uitgaven)
3. Omzetten van prijzen in partiele prijsindexcijfers (indexcijfers maken van prijzen per productgroep)
4. Berekening van CPI (algemeen prijspeil, gewogen gemiddelde van alle partiele prijsindexcijfers met bijhorend wegingsfactor/bestedingsaandeel)
5. Inflatie berekenen ( procentuele verandering van CPI ten opzichte van het basisjaar)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Berekenen CPI

Slide 19 - Slide

Laat zien hoe je gemiddelde economie cijfer tot stand is gekomen (opdracht 7).

Slide 20 - Mind map

Voorbeeld opdracht 

Slide 21 - Slide

Voorbeeld 

Slide 22 - Slide

Voorbeeld

Slide 23 - Slide

Stappenplan bestedingscategorie voedsel (uitwerking)
Stel je hebt een basisjaar (2020) en een huidig jaar (2021).
De prijs van voedsel in het basisjaar (2020) is bijvoorbeeld €50, en in het huidige jaar (2021) is de prijs €55.
De wegingsfactor voor voedsel is 25%.
Dus, voor voedsel:
Partiële prijsindexcijfer voor voedsel = (Prijs in huidig jaar / Prijs in basisjaar) x 100 = (€55 / €50) x 100 = 110.
Gewogen partiële prijsindexcijfer voor voedsel = Partiële prijsindexcijfer x Wegingsfactor = 110 x 0.25 = 27.5.
Herhaal dit voor alle producten en diensten, tel de resultaten bij elkaar op, en je hebt de CPI voor het huidige jaar. Vergelijk dit met de CPI van het basisjaar om de inflatie te berekenen.

Slide 24 - Slide

Deflatie 
- Algemene daling van prijspeil
Minder vertrouwen en sparen 
- Minder besteding, vraag daalt
- Gelijkblijvend aanbod, dalen prijzen
- Deflatiespiraal in de praktijk 

Slide 25 - Slide

Aan de slag! 
- Lees paragaaf 1.3 door en maak de opdrachten 1 T/M 10.

Slide 26 - Slide

Leerdoelen 1.3 
- Je legt uit hoe inflatie kan ontstaan 
- Je kunt het CPI berekenen en uitleggen hoe de inflatie wordt gemeten 

Slide 27 - Slide

Terugblik en afsluiting
  • Terugblik paragaaf 1.2
  • Paragaaf 1.3
  • Volgende les!
  • vragen? opmerkingen? 

Slide 28 - Slide