H18.4/5

Vandaag
1) vorige les
2) nieuwe lesstof
3) zelf aan het werk
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vandaag
1) vorige les
2) nieuwe lesstof
3) zelf aan het werk

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vorige les

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Een verschil tussen aandelen en obligaties is:
A
Aandelen worden op de beurs verhandeld en obligaties niet
B
De koers van een obligatie staat vast
C
Aandelen moeten worden terugbetaald en obligaties niet
D
Een obligatiehouder heeft geen zeggenschap

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Bedrijf Y heeft een rek. courant krediet tot maximaal €4000,- Het saldo is nu
-€500,- Hoeveel is de dispositieruimte?
A
€3500,-
B
€4000,-
C
-€4500
D
€4500,-

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waarom is rekening courantkrediet een duur krediet
A
Spaarders krijgen interestvergoeding
B
De bank wil geld verdienen
C
De bank maakt ook kosten
D
Antwoord A, B en C zijn goed

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke twee soorten hypothecaire leningen waren er ook al weer?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Aandeel
Obligatie
Bewijs van mede-eigendom
Onderdeel EV
Onderdeel VV
Vast interest-percentage
Geen zeggenschap
Dividend
Tijdelijk vermogen
Vast vermogen
Aflossing

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Een nadeel van een obligatielening (voor een bedrijf) is:
A
teveel mensen hebben zeggenschap
B
de interestkosten drukken de winst
C
het is een erg dure lening
D
Zowel antwoord A, B als C zijn goed.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Jij ontvangt als onderneming afnemerskrediet. Welke post ontstaat er?
A
Debiteuren
B
Vooruitbetaalde bedragen
C
Crediteuren
D
Vooruitontvangen bedragen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

§18.4 Leverancierskrediet

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Consumptief leverancierskrediet: krediet dat een leverancier verleend aan een consument (aan particulieren).
Bijv: Jij bestelt nieuwe nike schoenen en je betaald deze pas over een maand

Voordeel: 
  • kosten voor de leverancier zijn laag
  • klantenbinding

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Productief leverancierskrediet: krediet dat een bedrijf verleent aan een ander bedrijf.
Bijv: een restaurant bestelt een nieuwe voorraad drank en betaald deze pas over een maand. 
Voordeel:
  • kosten zijn meestal lager dan bankkrediet
  • risico voor de leverancier is kleiner dan voor de bank omdat de leverancier beter weet hoe de klant ervoor staat.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Korting contant
Wanneer de afnemer binnen een bepaalde tijd betaald mag hij een percentage van het te betalen bedrag aftrekken. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld 
Klant moet binnen 4 weken betalen.
Bij betaling binnen 1 week krijgt de klant 1% korting over €10.000 ("korting voor contante betaling")
Vraag: Wat zijn de kosten van het leverancierskrediet in procenten per jaar?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Methode 1 (% over het bedrag voor de korting)
Betaal je binnen één week (drie weken voor de uiterste betaaldatum) dan ontvang je een korting van 1%. Verschil van 3 weken komt overeen met 1% korting oftewel €100 want deze krijgt de klant niet meer. (3 weken = 1 % korting). In 52 weken:
 1% x 52/3 = 17,3% per jaar.
Methode 2 (% over het bedrag na de korting)
Het totaal bedrag (€10.000) is 100%  De korting(€100) is 1% 
Het bedrag na korting oftewel de oorspronkelijke prijs (€9.900) is 99%.

Drie weken krediet kost je 1%/99% = 1.01010..% van de oorspronkelijke prijs.
In 52 weken: 1.01010..% x 52/3 = 17.5% per jaar

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

§18.5 Afnemerskrediet

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Afnemerskrediet (ook consumptief en productief)
De afnemer (de klant) verstrekt krediet aan de leverancier
Wanneer:
  • Bij speciale orders (maatwerk) 
  • Dienstverlenende bedrijven (bij wanbetaling kan je geen product terugvorderen)
  • Opkopende handel (agrarische gewassen kweken voor de klant)

Slide 18 - Slide

Boot wordt in fases gebouwd en iedere keer betaal je als klant een deel vooruit

Ezelsbruggetje: 
Bij leverancierskrediet doet de leverancier de eerste stap (leveren), bij afnemerskrediet doet de afnemer de eerste stap (betalen)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Een klant, een afnemer, noemen we ook wel een...?
A
Debiteur
B
Crediteur

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Debiteuren/Crediteuren
  • Debiteuren zijn jouw afnemers. Van hen moet jij later nog geld ontvangen.
  • Crediteuren zijn jouw leveranciers. Aan hen moet je later nog geld betalen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Leverancierskrediet vs afnemerskrediet
Woonboulevard (leverancier) en blij gezin (afnemer)

Gezin betaalt vooruit: afnemerskrediet
Woonboulevard levert bank, gezin
betaalt later: leverancierskrediet

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

LEVERANCIERSKREDIET
AFNEMERSKREDIET
Een consument die een koffiemachine heeft betaald maar deze is nog niet geleverd
Het pakketje van Zalando is al geleverd maar jij hebt nog niet betaald
De garage ontvangt nog geld van een ondernemer die zijn zakenauto kwam keuren
Je gaat uiteten en rekent direct na het etentje af
Een meubelzaak moet nog een bank leveren aan een klant, deze is vorige maand betaald
Het bedrijf heeft het bedrag ontvangen voor de aangekochte scooter maar nog niet geleverd

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Leverancierskrediet <-----------------> Afnemerskrediet
Eerst goederen,                                              Eerst geld,  
       dan geld                                                       dan goederen     

Nog te betalen bedragen,                        Vooruitbetaalde bedragen
Nog te ontvangen bedragen,              Vooruitontvangen bedragen
      

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag 
Tijd:                    10 min
Hoe:                   eerst 10 min zelfstandig
Uitkomst:         stil aan het werk met muziek
Klaar:                 lees H19
Wat:                    maak oefening 18.5/18.6/18.7

Slide 25 - Slide

This item has no instructions