opstart 1.7 28/1

Les 23
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 23

Slide 1 - Slide

Ik ken:
- Het verschil tussen hoofdwerkwoorden en hulpwerkwoorden.
- Het verschil tussen een werkwoord in de persoonsvorm, infinitief, imperatief of voltooid deelwoord.

Slide 2 - Slide

Ik kan:
- Het hoofdwerkwoord in een zin aanduiden.
- Aangeven of een werkwoord een persoonsvorm, infinitief, imperatief of voltooid deelwoord is.
- Zinnen herschrijven en daarbij de werkwoorden veranderen.

Slide 3 - Slide

Geef een voorbeeld van een "voltooid deelwoord".

Slide 4 - Open question

LEES goed de instructies voordat je begint.
A
Persoonsvorm
B
Imperatief
C
Infinitief
D
Voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

Hij GAAT morgen zijn huiswerk maken.
A
Persoonsvorm
B
Imperatief
C
Infinitief
D
Voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

Ze HEEFT haar sleutels op de tafel gelegd.
A
Persoonsvorm
B
Imperatief
C
Infinitief
D
Voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

Ze heeft haar sleutels op de tafel GELEGD.
A
Persoonsvorm
B
Imperatief
C
Infinitief
D
Voltooid deelwoord

Slide 8 - Quiz

Ik moet dit boek echt LEZEN voor school.
A
Persoonsvorm
B
Imperatief
C
Infinitief
D
Voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Hij HEEFT zijn huiswerk al gemaakt.
A
Hoofdwerkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 10 - Quiz

Wij GAAN morgen naar het park.
A
Hoofdwerkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 11 - Quiz

Ze ZIJN heel hard aan het rennen.
A
Hoofdwerkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 12 - Quiz

De hond BLAFT naar de postbode.
A
Hoofdwerkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 13 - Quiz

Wij hebben de wedstrijd GEWONNEN
A
Hoofdwerkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 14 - Quiz

Een zin heeft ALTIJD een hoofdwerkwoord en een hulpwerkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Werkboek p. 226 
Telefoons naar het telefoonhotel!

Slide 16 - Slide