This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Les 8 Zonder titel
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Begintaak
Maak een tijdbalk van de gebeurtenissen in het boek op het witte papier.
NB: laat je lijn begin bij het vertelheden en met een stippellijn geef je de tijd in het verleden aan.
Slide 3 - Slide
Lesdoelen
- Je leest in Zonder titel
- Je weet wat de literaire begrippen motieven, thema en genre inhouden.
Slide 4 - Slide
Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen Zonder titel (25 min)
- Terugblik: huiswerk en quiz(10 min)
- Uitleg: literaire begrippen (10 min)
- Zelfstandig werken (15 min)
Slide 5 - Slide
Lezen H50 - H54
Maak aantekeningen tijdens het lezen!
Slide 6 - Slide
Terugblik:
Twee soorten reclame
Lay-out
Terugblik:
Spanning en stijlfiguren
Slide 7 - Slide
Is dit ironie, sarcasme of cynisme?
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 8 - Quiz
Wat is ironie?
A
milde zelfspot
B
beeld vergelijken met object
C
object vergelijken met beeld
D
bijtende zelfspot
Slide 9 - Quiz
Wat is een voorbeeld van ironie?
A
Een brandweerkazerne die afbrandt.
B
Een volle maan op een heldere nacht
C
Een lachende baby
D
Een regenachtige dag
Slide 10 - Quiz
Lees je in deze zin ironie: 'Jippie! Vandaag les over ironie'
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
In welke zin staat een ironie?
A
"Wat ben je toch een aardige jongen!" Als hij iets aardigs zegt en dat normaal nooit doet.
B
"Wat ben je toch een aardige jongen!" Als hij net iets lelijks tegen iemand gezegd hebt.
C
"Wat ben je toch een aardige jongen!" Als je het niet meent.
D
"Wat ben je toch een aardige jongen?!" Als je je afvraagt of het zo is.
Slide 12 - Quiz
Cynisme is harder dan sarcasme. Waar of niet waar?
A
Niet waar
B
Waar
Slide 13 - Quiz
Humor van mild naar scherp:
A
ironie- sarcasme- cynisme
B
ironie - cynisme - sarcasme
C
sarcasme - ironie - cynisme
D
cynisme - sarcasme - ironie
Slide 14 - Quiz
Wat is het verschil tussen ironie en sarcasme?
A
Sarcasme is een vorm van compliment
B
Er is geen verschil
C
Ironie is altijd grappig
D
Sarcasme is een bijtende, spottende vorm van ironie.
Slide 15 - Quiz
Spanning kan worden opgeroepen door:
A
cliffhanger
B
een angstaanjagende omgeving
C
belangrijke informatie weg te laten
D
door chronologisch te vertellen
Slide 16 - Quiz
Hoe ontstaat spanning?
A
Door vragen van de lezer te beantwoorden.
B
Door vragen bij de lezer op te roepen.
Slide 17 - Quiz
Is dit ironie, sarcasme of cynisme?
A
ironie
B
sarcasme
C
cynisme
Slide 18 - Quiz
Huiswerk
Opdrachten op blz. 20, 21 en 22
Slide 19 - Slide
Literaire begrippen
Motieven, thema en genre
Slide 20 - Slide
Motieven
Auteurs verwerken motieven in hun verhalen om de lezer te laten weten wat volgens hen het belangrijkste is in het verhaal. Motieven zijn zaken of gevoelens die steeds terugkomen.
Het woord motief wordt hier dus gebruikt zoals in de muziek (in een liedje zitten ook altijd motieven die steeds terugkeren) of zoals in de grafische kunst (een ruitvorm of een cirkelvorm die steeds terugkomt, is ook een motief).
Slide 21 - Slide
Thema
Het thema van een roman is het onderwerp waar de roman uiteindelijk over gaat; datgene waar het in het verhaal om draait. Uiteraard komen er meestal meerdere thema’s voor binnen een boek.
Hoe formuleer je dat thema nou?
Zo kernachtig en abstract mogelijk. Kreten als ‘Oorlog’ of ‘liefde’ zijn niet genoeg. Deze woorden geven niet weer waar het in het verhaal om draait. Gebruik minimaal een zin of een woordgroep, maar geen samenvatting. Zorg er ook voor dat je in het thema niet de namen van de hoofdpersonen vermeldt, want dan is het geen abstracte formulering meer.
Slide 22 - Slide
Thema Alaska
Vriendschap is mogelijk, ondanks geheimen en gevoelens van schaamte of jaloezie tussen mensen.
Slide 23 - Slide
Genre
- Thematische genres
- Genres op vorm
Slide 24 - Slide
Thematische genres
Thriller, Fantasy, Science fiction
Detective, Humor, Young adult, Liefdesverhalen
Oorlog en verzet, Sprookjes, Historische romans
Slide 25 - Slide
Genres op vorm
Gedicht, Kort verhaal, Autobiografie, Roman, Novelle, Drama, Cabaret, Sprookjes, Stripverhaal
Slide 26 - Slide
Huiswerk
Pak je Plenda en noteer het huiswerk voor volgende week maandag:
Maak de opdrachten in je reader op blz. 23 en 24
En maak je tijdbalk verder af.
Klaar: oefen je (werkwoord)spelling in Talent bij Versterk jezelf