wk 40

Hello M4D!
This week:
  • Tuesday: prepare for test
  • Friday 1st period: finish letters
  • Friday 2nd period: Test
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hello M4D!
This week:
  • Tuesday: prepare for test
  • Friday 1st period: finish letters
  • Friday 2nd period: Test

Slide 1 - Slide

Friday's test
Vocabulary chapter 1
Grammar:
  • prepositions
  • degrees of comparison
  • Sentences (linking words)
  • Present simple vs present continuous

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

1 syllable

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

2 or more syllables

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Sentences
Er zijn drie verschillende soorten zinnen in het Engels wat betreft lengte
(dus niet vragende, ontkennende en bevestigende zinnen).

Simple 
Compound
Complex

Slide 13 - Slide

Simple sentence
Simple sentence: 

This is a very popular restaurant. 
I have worked here for 5 months. 

Eén volledige zin met één onderwerp en één persoonsvorm, geen voegwoord

Slide 14 - Slide

Compound sentence
Hoofdzin + hoofdzin:
The most northern European capital is Reykjavik and the most southern capital is Valletta.

Twee zinnen samengevoegd d.m.v. een voegwoord. 
Je kunt hiervoor de volgende voegwoorden gebruiken:
and / but / or / so.


Slide 15 - Slide

Complex sentence
Hoofdzin + bijzin:
We hung out with each other. We were in the same class.
>  We hung out with each other when we were in the same class.
De zin is uitgebreid met een voegwoord en een bijzin. 
Mogelijke voegwoorden zijn: although, after, because, before, that, when, which, who. 

Slide 16 - Slide

Voegwoorden compound sentences
and = en --> toevoeging
For breakfast, I had some coffee and toast.
but = maar --> tegenstelling
It was a great movie but the ending was a bit sad. 
or = of --> keuze/opties
I might go to a restaurant  tonight or I'll stay in and order a pizza.
so = dus --> oorzaak/gevolg
I didn't do my homework so I had to think of an excuse.

Slide 17 - Slide

Voegwoorden complex sentences
although = hoewel  --> tegenstelling
Although the test was difficult, I still passed. 

Because = omdat --> reden
I was late this morning because my alarm clock didn't go off.


Slide 18 - Slide

Voegwoorden complex sentences
after = (daar)na
before = (daar)voor

Geven de volgorde van gebeurtenissen aan:
The concert had already started before we arrived at the venue. 
After dinner, we went to a rooftopbar for cocktails. 


Slide 19 - Slide

Voegwoorden complex sentences
Betrekkelijke voornaamwoorden:  
which = voor dieren en dingen  
Do you see the cat which is lying on the roof?
who = voor mensen
I told you about the woman who lives next door.
when = voor tijden (toen, wanneer)
I was really happy when I got my diploma. 
that = kun je gebruiken ipv who en which
That man that is sitting next to Vince is my uncle. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Extra oefenmateriaal
Itslearning --> content --> periode 1 --> oefenen voor toets
uitleg en werkbladen met keys. 

Slide 31 - Slide

Study and question time

Slide 32 - Slide