H2, inklemmen, daal- en stijggetal, formule uit grafiek

Welkom 
1 / 42
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom 

Slide 1 - Slide

Planning
  • Theorie en oefenen (LessonUp)
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • inklemmen
  • formule maken uit grafiek. 
  • stijggetal /daalgetal berekenen.  
  • Je kunt met het stijggetal of daalgetal een formule maken.

Slide 3 - Slide

Welk soort grafiek hoort er bij een lineaire formule?
A
Vloeiende kromme
B
Rechte grafiek
C
Periodieke grafiek
D
Gebogen grafiek

Slide 4 - Quiz

Los op met inklemmen betekent:
A
Getallen invullen in de formule
B
Getallen opschrijven zonder tabel
C
Een oplossing zoeken door de grafiek te tekenen
D
Geen enkel antwoord is goed

Slide 5 - Quiz

Los de volgende vergelijking op met inklemmen:
2,50 + 0,50x aantal foto's = 15
A
f = 5
B
f = 30
C
f = 10
D
f = 25

Slide 6 - Quiz

Los de volgende vergelijking op met inklemmen:
2 + 3,50 x tijd in dagen = 37
A
t = 11
B
t = 10
C
t = 12
D
t = 8

Slide 7 - Quiz

Het aantal boeren in Nederland daalt sterk. De formule die erbij hoort is:
aantal boeren = 98000-3000 x tijd in jaren
In een krantenartikel wordt vermeld dat het aantal boeren is gedaald tot 80.000. Welke vergelijking hoor erbij?
A
A = 80000 -3000 x t
B
A= 98000-80000 x t
C
98000 - 3000 x t = 80000
D
80000 - 3 x t = 0

Slide 8 - Quiz

98000 - 3000 x t = 80000
t: tijd in jaren
Bereken na hoeveel jaar het aantal boeren is
gedaald naar 80000.
Los de vergelijking op met inklemmen.

A
t = 20
B
t = 12
C
t = 10
D
t = 6

Slide 9 - Quiz

Ramon werkt in een bioscoop. Zijn inkomsten berekent hij met de formule:
inkomsten = 3 + 4 x tijd in uren
Op een dag verdiende Ramon 21,00 euro. Hoeveel uur heeft hij die dag gewerkt?
A
3 uur
B
4 uur
C
3,5 uur
D
4,5 uur

Slide 10 - Quiz

Ron werkt in een tuincentrum. Zijn inkomsten berekent hij met de formule:
inkomsten = 4 + 3 x tijd in uren
Op een dag verdiende Ramon 28,00 euro. Hoeveel uur heeft hij die dag gewerkt?
A
4 uur
B
8 uur
C
6,5 uur
D
7,5 uur

Slide 11 - Quiz


Bert werkt in een supermarkt.
Zijn inkomsten berekent hij met de formule
inkomsten= 3,45 + 4,85 x tijd in uren.
Op een dag verdient Bert 42,25
Welke vergelijking hoort hierbij?
A
3,45 + 4,85 x tijd in uren
B
3,45 + 4,85 x 42,25
C
3,45 + 4,85 x tijd in uren= 42,25
D
3,45 + 4,85 x tijd in uren

Slide 12 - Quiz


Bert werkt in een supermarkt.
De vergelijking is dus:
3,45 + 4,85 x tijd in uren= 42,25.

Hoeveel uur heeft hij gewerkt? Los op met inklemmen
A
6 uur
B
7 uur
C
8 uur
D
9 uur

Slide 13 - Quiz

Welk getal in de formule is het stijggetal?
Aantal kopieën = 35 + 5 x minuten
A
35
B
5
C
Aantal kopieën
D
Minuten

Slide 14 - Quiz

Is de grafiek die bij de formule hoort een stijgende of een dalende grafiek?
Aantal flesjes = 40 - 6 x aantal weken
A
Stijgend
B
Geen van beide
C
Dalend
D
Ik kan het niet aflezen in de formule

Slide 15 - Quiz

Wat moet je altijd vermelden als je een assenstelsel tekent?
A
Titel, eenheid x-as, eenheid y-as
B
Helemaal niets
C
Titel
D
De formule

Slide 16 - Quiz

Ik wil bij een grafiek een formule schrijven. Waarmee begint de formule?
A
Staat bij de horizontale as
B
Staat bij de verticale as
C
Begingetal
D
Stijg- of daalgetal

Slide 17 - Quiz

Welke variabelen zitten er in de formule:

Kosten in euro = 34 + 6,75 x aantal in uren
A
euro en uren
B
kosten in euro
C
kosten en aantal
D
aantal in uren

Slide 18 - Quiz

Welke formule heeft als begingetal 2?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 19 - Quiz

  • Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort.
Stappenplan:
1. Bereken het stijggetal of daalgetal.
pak 2 makkelijke punten op de grafiek en maak een driehoek.
2. Gebruik de volgende formule
3. Schrijf de formule


vert. verandering = 140
hor. verandering = 4

rico = 140 :40 = 35
variabele verticale as = begingetal + stijggetal x variabele horizontale as

bedrag in € = 10 + 35 x tijd in uren

Slide 20 - Slide

voorbeeld 2
gebruik het stappenplan dat je hebt opgeschreven!!

Slide 21 - Slide

Stijggetal en daalgetal berekenen

Slide 22 - Slide

voorbeeld 3
gebruik het stappenplan dat je hebt opgeschreven!!

Slide 23 - Slide

Formule bij een grafiek
Wat is het stijggetal?
10 stappen naar rechts = 30 kg omhoog
Stijggetal altijd 1 stap naar rechts....

Dus stijggetal = 30 : 10 = 3

gewicht=15+3w
w=leeftijd
in
weken

Slide 24 - Slide

Dusss, 
Wat is het daalgetal bij deze grafiek?

Wat is dan de formule bij deze grafiek?

Slide 25 - Slide

Wat is de formule bij deze grafiek?

Daalgetal:
6: 15= 0.4


Formule:
Hoogte in cm= 18- 0,4t

Slide 26 - Slide

inkomsten = 5 + 2 x tijd (uren)
inkomsten = 3 + 2 x tijd (uren)
inkomsten = 4 + 2,50 x tijd (uren)

Slide 27 - Drag question

maak de formule bij de tabel

Slide 28 - Open question

maak de formule bij de tabel

Slide 29 - Open question

Maak de formules bij de tabel?

Slide 30 - Open question

maak de formule bij de grafiek

Slide 31 - Open question

Wat is hier het daalgetal? 
Wat is dan de formule?

Slide 32 - Slide

Nu jij
gebruik het stappenplan dat je hebt opgeschreven!!

Slide 33 - Slide

Wat is het
daalgetal
van deze grafiek?
A
3,5
B
-3,5
C
-0,29
D
0,29

Slide 34 - Quiz

Wat is het begingetal van deze grafiek?
A
6
B
1
C
2
D
ik begrijp dit niet

Slide 35 - Quiz

Wat is het
stijggetal
van deze grafiek?
A
0,5
B
-0,5
C
-2
D
2

Slide 36 - Quiz


wat is het begingetal van deze grafiek ?
A
0
B
40
C
90
D
100

Slide 37 - Quiz

Wat is het daalgetal van deze grafiek ?
A
1
B
5
C
10
D
geen idee

Slide 38 - Quiz

Wat is de lineaire formule bij deze tabel ?
A
temperatuur = 90 - 10 x tijd
B
temperatuur = 40 + 10 x tijd
C
temperatuur = 500 - 10 x tijd
D
temperatuur = 10 - 90 x tijd

Slide 39 - Quiz

staat bij de horizontale as
stijggetal
begingetal
staat bij de verticale as

Slide 40 - Drag question

Zelfstandig werken
  • maken herhaling of D-toets H2

Slide 41 - Slide

Weer een beetje slimmer geworden :) 

Slide 42 - Slide