woordsoorten

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Nieuw jaar-nieuwe kansen!

              Wat wil jij verbeteren voor Nederlands komende                           maanden?

              Hoe ga je dat doen?

              Welke hulp heb je daarbij nodig?

              Geef mij 1 tip en 1 top.

Slide 2 - Slide

Wat is de juiste woordsoort?
Je krijgt een papiertje met daarop een woord.
1) Bedenk zelf om welke woordsoort het gaat.
2) Loop rond en zoek iemand die dezelfde woordsoort heeft. Ga daarbij staan.

Slide 3 - Slide

Hoeveel weet je nog?
 Benoem de dikgedrukte woorden 
1) Hij haatte mijn broer. 
2) De ovale tafel was klein
3) Het ijzeren hek was kapot
4) Zij gaven mij een cadeau. 
5) Daar ligt onze jas, waar is de jouwe

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Hoeveel zn's staan in onderstaande zin:

Tijdens het voetballen raakten veel spelers van Ajax geblesseerd.
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 6 - Quiz

Hoeveel bn's staan in onderstaande zin:

De schoongemaakte, houten vloer was lelijk.
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Is het woordje HAAR in onderstaande zin persoonlijk of bezittelijk vnw.?
Hij had die jas van haar laten liggen.

Slide 9 - Open question

Zoek persoonlijke vnw in onderstaande zin:
Ik nam die fiets van hem over.
A
die
B
van
C
hem
D
ik / hem

Slide 10 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
  • geeft bezit aan 
  • staat meestal meteen voor zelfst. nw.
  • kan ook zelfstandig voorkomen
  • bezittelijk vnw. of niet?.: vervang het dan door MIJN
Persoonlijk voornaamwoord
  • wijst naar iets of iemand
  • in plaats van zelfst. nw.
  • heeft twee vormen
  • vorm als onderwerp
  • vorm als lijdend vw of mw.vw.
  • persoonlijk vnw. of niet? :vervang het door een naam 

Slide 11 - Slide

kijk naar volgende filmpje
  • Wat is het verschil tussen een wederkerend en wederkerig voornaamwoord?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Wat is het verschil tussen een wederkerend en wederkerig voornaamwoord?

Slide 14 - Open question

Maak zelf een zin met een persoonlijk en bezittelijk vnw.

Slide 15 - Open question