Basisstof 4 veranderde ecosystemen

B4
Basisstof 4
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

B4
Basisstof 4

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
5.4.1 Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven.(deze les)
5.4.2 Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren.(volgende les)

Slide 2 - Slide

1663
2015

Slide 3 - Slide

BS 5.4 Veranderende ecosystemen
Successie is een proces waarbij binnen een bepaalde tijd een zichtbare verandering in de soortensamenstelling plaatsvindt binnen een habitat. 

Op den duur ontstaat er een stabiele levensgemeenschap. Hierin blijft de soortensamenstelling gedurende een langere periode hetzelfde, dit noem je het climaxstadium.


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

eerste planten die zich vestigen op kale grond vormen een pionierstadium, herkenbaar aan indicatorsoorten zoals klaproos, slangenkruid, reseda en akkerdistel.

Slide 8 - Slide

Kenmerken van een pionierstadium
  • Beperkte biodiversiteit (weinig verschillende planten- en diersoorten)

  • Bodem bevat weinig plantenresten (humus), voedselarm

  • Planten blootgesteld aan grote schommelingen in abiotische factoren (temperatuur, lichtintensiteit, wind)

  • Meeste planten zijn eenjarig en overleven als zaadje en hebben weinig concurrentie van andere soorten

Slide 9 - Slide

Vb. van successie: verlanding

Slide 10 - Slide

Kenmerken van successie
  • Toename van biodiversiteit van zowel planten als dieren
  • Er ontstaat een gelaagde begroeiing (bodembedekkers, kruiden, struiken, bomen)
  • Eenjarigen worden vervangen door meerjarigen, kruiden door houtige gewassen
  • De bodem verandert van humusarm naar humusrijk (voedselrijkdom)
  • Netto toename van biomassa (door CO2-opname)

Slide 11 - Slide

Verschillende climaxstadia

Slide 12 - Slide

Kenmerken van een climax stadium
  • Grote variatie in climaxstadia door grote verschillen in bodem en klimaat (abiotische factoren)
  • Grote biodiversiteit (van planten én dieren)
  • Gelaagde vegetatie (bodemlaag/kruiden/struiken/bomen)
  • Gesloten energiekringloop (assimilatie = dissimilatie), geen netto groei
  • Gedempte invloed van abiotische factoren (microklimaat)

Slide 13 - Slide

Primaire successie
  • Ongestoorde ontwikkeling van pionierstadium tot climax
  • Eerst is bodemvorming nodig (verwering van rotsen) en humusvorming (organische resten) voordat er successie optreedt

Slide 14 - Slide

Secundaire successie
Na verstoring treedt (soms onvolledig) herstel op van het ecosysteem, gaat sneller dan primaire successie door aanwezigheid van humus in de bodem 

Slide 15 - Slide

Herstel en secundaire successie na brand

Slide 16 - Slide

Hoe wordt de ontwikkeling van een pionierecosysteem naar een climaxecosysteem genoemd?

Slide 17 - Open question

Welk kenmerk hoort bij een pionier ecosysteem?
A
gelaagde vegetatieopbouw
B
humusrijke bodem
C
sterke schommelingen in abiotische factoren
D
grote biodiversiteit

Slide 18 - Quiz

Het herstel van de vegetatie na een natuurramp noemen we
A
primaire successie
B
secundaire successie
C
climax ecosysteem
D
pionier ecosysteem

Slide 19 - Quiz

Gradiëntecosystemen
Bij gradiëntecosystemen zijn indicatorsoorten zichtbaar

Slide 20 - Slide

Gradiëntecosysteem
De biodiversiteit is het grootst in het gebied waar twee ecosystemen in elkaar over gaan --> gradiëntecosysteem 

Slide 21 - Slide

Indicatorsoort
Soort dat kenmerkend is voor een bepaalde abiotische factor in een ecosysteem
VB: kom je deze plant (duindoorn) in de duinen tegen: je bent ten zuiden van Bergen aan Zee (kalkgrens), hij groeit op kalkrijke grond

Slide 22 - Slide

Indicatorsoorten
Soorten die een aanwijzing geven over een kenmerk van het milieu
Bv Zinkviooltje, Viola lutea subsp. calaminaria

Slide 23 - Slide

Eerste planten die zich vestigen op kale grond vormen een pionierstadium, herkenbaar aan indicatorsoorten als klaproos, slangenkruid, reseda, akkerdistel en anderen

Slide 24 - Slide

Modelleren van de natuur
Bij modelleren wordt een vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid gemaakt en uitgeprobeerd. 
  • Computermodellen kunnen snel complexe processen doorrekenen
  • Je experiment wordt virtueel (en een stuk sneller)

Slide 25 - Slide

Modelleren van natuur
Modelleren: vereenvoudigde voorstellingen van de werkelijkheid maken en uitproberen (op de computer)

  • Uitvoeren van onderzoek -> duur en tijdrovend
  • Modelleren -> relatief goedkoop en snel

Gebruikt om bijv. impact van (a)biotische factoren te analyseren en voorspellen

Slide 26 - Slide

Modelleren van de natuur 
Virtuele simulatie bv rond veranderingen in ecosystemen (voorspelling)

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Evenwichtsituaties
Voorbeeld: Konijnen eten grassen en andere kleine planten. Als de kleine planten niet worden gegeten verdringen ze de grassen en komt er ruimte voor grotere houtachtige planten. Konijnen eten geen houtachtige planten.

Slide 30 - Slide

2 mogelijke evenwichtsituaties
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht.
Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af > houtachtige planten groeien en verdringen de grassen >  geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren > populatie planten zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.

Slide 31 - Slide

evenwicht

Slide 32 - Slide

t is.

Slide 33 - Slide