7.4 Verteren

7.5 Eten en ademen bij dieren
Ga rustig zitten en pak je lesboek en schrift alvast voor je.
Welkom!
§7.4 Verteren
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

7.5 Eten en ademen bij dieren
Ga rustig zitten en pak je lesboek en schrift alvast voor je.
Welkom!
§7.4 Verteren

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Leerdoelen
  • Wat weet je nog/al?
  • Uitleg §7.4 (deel 1)
  • Aan de slag!
  • Uitleg §7.4 (deel 2)
  • Aan de slag!
  • Bespreken
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

Slide 3 - Slide

Wat weet je al over?
Vertering

Slide 4 - Slide

Verteringsstelsel
- 'Lange buis'
- Mondholte, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm, endeldarm, anus.

                                                      Huig en strotklepje
                                                          Bij slikken: huig sluit neusholte af, strotklepje sluit luchtpijp af.
                                                          Bij ademhalen: huig en strotklepje staan 'open'.



Kringspieren en lengtespieren
Het vervoer in je verteringsstelsel gebeurt door twee soorten spieren in je darmwand:
kringspieren en lengtespieren.
- Kringspieren trekken samen - 'buis' wordt nauwer - voedsel naar beneden.
- Lengtespieren trekken samen - 'buis' korter en wijder - voedsel glijdt makkelijker naar beneden.

Deze spierbewegingen noem je peristaltische bewegingen.

§7.4 Verteren

Slide 5 - Slide

Vertering = het kleinmaken van voedingsstoffen.

Je lichaam vervoert via het bloed de voedingsstoffen naar de cellen in al je organen.
- Water, mineralen en vitamines zijn klein genoeg en kunnen zo in je bloed worden opgenomen.
- Eiwitten, vetten en koolhydraten zijn te groot en moeten eerst klein gemaakt worden.
Verteringssappen maken deze voedingsstoffen kleiner met behulp van enzymen.
Enzymen 'knippen' de grote voedingsstoffen in stukjes.

Enzymen hebben drie eigenschappen:
  1.  Een enzym past door zijn vorm precies op één soort voedingsstof.
    (een koolhydraatenzym kan alleen koolhydraten kleiner maken).
  2. Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur.
    (onder de minimumtemperatuur werkt het enzym niet, bij de optimumtemperatuur werkt het enzym het snelst of optimaal, bij een nog hogere temperatuur gaan de enzymen vervormen en passen ze minder goed op de voedingsstof en boven de maximumtemperatuur gaan de enzymen stuk).
  3. Enzymen zijn gevoelig voor de zuurgraad.

Slide 6 - Slide

Aan de slag!
Lezen: blz. 51, 53 en 54
Maken: 1 t/m 11 van §7.4

Ben je hiermee klaar?
Dan ga je bezig met het volgende:

Lezen: blz. 56, 57, 61 en 63
Maken: 12 t/m 27 van §7.4
timer
10:00

Slide 7 - Slide

Waar wordt je voedsel verteerd?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Verder werken
Lezen: blz. 
Maken:  van §7.4

Ben je hiermee klaar?
Dan ga je bezig met het volgende:

Lezen: blz. 
Maken: van §7.4
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Bespreken
Zijn er nog vragen?

Slide 11 - Slide

Afsluiten
Pak je Plenda
- maandag 7 oktober
- 3e lesuur

Spullen opruimen

Als de bel gaat graag je stoel aanschuiven
Fijne dag!

Slide 12 - Slide