Dieren hebben celkernen in hun cellen.
Dieren hebben geen celwanden en bladgroenkorrels in hun cellen.
Als twee helften van een dier ongeveer gelijk zijn noemen we dat symmetrisch. Als dat niet kan noemen we dat asymmetrisch.
Sommige dieren hebben geen skelet, sommigen een uitwenidig skelet, sommigen een inwendig skelet (de mens bijvoorbeeld).