Je verwijst met deze of die naar de-woorden. Bijvoorbeeld:
– Deze deur is op slot, maar die daar is wel open.
Je verwijst met dit of dat naar het-woorden. Bijvoorbeeld:
– Het gereedschap dat jij gebruikt, is beter dan dit oude ding.
Je moet dus weten welk geslacht het woord is waar je naar vewijst. Zoek dit op in het woordenboek (onzijdig, vrouwelijk of mannelijk).