Unité 1 - laatste herhaling
1 / 15
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
être
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
sont
suis
sommes
êtes
est
es
Slide 2 - Drag question
Marie ......... sympa.
Slide 3 - Open question
Nous ........... en vacances.
Slide 4 - Open question
Vous ........ français?
Slide 5 - Open question
Julie et Clara ....... copines.
Slide 6 - Open question
Snap je het toepassen van het werkwoord être ?
Ja, ik snap het
Ja, maar ik moet nog oefenen
Nee, ik heb meer uitleg nodig.
Slide 7 - Poll
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
ai
as
a
avons
avez
ont
Slide 8 - Drag question
Is het avoir of être?
Sleep de vervoegingen naar het juiste werkwoord.
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est
Slide 9 - Drag question
Schrijf het rijtje van 'avoir' op
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Tekst
Tekst
Tekst
De/het
meervoud
een
La
Les
Des
Une
Le
L'
Un
Slide 12 - Drag question
J'ai fait ........ photo (de)
........ amies sont à Paris. (de)
........ hôtel n'est pas loin (het)
Il y a ............ enfants dehors. (--)
je suis ....... fille (een)
c'est ........ bus mal garé (een)
l'
un
des
la
les
une
Slide 13 - Drag question
Snap je de lidwoorden?
Ja. ik snap het.
Nee, ik heb meer uitleg nodig.
