In deze eerste les ga je met de leerlingen een verhaal bedenken. Heel belangrijk is dat het een kort verhaal is wat haalbaar is om te maken. Dus het verhaal speelt zich dan af rondom en/of in de school. Dan kan zijn in de klas, in de bibliotheek, de wc, de gymzaal, het schoolplein, de straat. De spullen, (de props) die nodig zijn in de film moeten voorhanden zijn. Willen de leerlingen een verhaal met een levende olifant, dan weet je al dat dat niet haalbaar is. Een hele grote koffer is hoogst waarschijnlijk niet aanwezig op school maar is wel haalbaar, omdat 1 van de leerlingen die mee kan nemen vanuit huis.
Benodigdheden:
- Digibord met geluid, verbonden met het internet
- LessonUp-les ‘De Filmfabriek, les 1-VERHAAL groep 1-2
- Begrippenlijst verhaal
- Werkblad verhaal
- Werkblad Basisverhalen
Lesinhoud:
- Verkenning: Inhoud en introductie van de les(sen)
- Informatie: Theorie over het verhaal
Leerdoelen:
A. Beleven
Maakt kennis met verschillende soorten films en filmmakers.
B. Verwoorden
Beschrijft in eenvoudige taal wat hij ziet en hoort.
C. Onderzoeken
Vertelt wat er op het gebied van het verhaal wordt waargenomen.
D. Reflecteren
Vertelt in eenvoudige woorden wat hij van de film vindt.
E. Creëren
Experimenteert onder begeleiding en aan de hand van voorbeelden met eenvoudige narratieve elementen (bv. volgorde begin-midden-einde van een verhaal).
Een verhaal bestaat vaak uit drie onderdelen.
1. Begin – Over wie gaat het en waar speelt het zich af?
In het begin worden de hoofdpersonen voorgesteld, met vaak elk hun doel (droom of wens). Het wordt duidelijk waar het verhaal zich afspeelt (locatie en tijdsperiode, bijv. in het bos, de middeleeuwen, etc.) en wat de sfeer van de film is (spannend, grappig, etc.).
2. Midden – Wat gebeurt er en waarom?
In het midden wordt de goede hoofdpersoon vaak tegengewerkt door de slechterik. Soms moet de goede hoofdpersoon wat oplossen of onderzoeken, om zijn/haar droom of wens uit te kunnen laten komen. In het midden is het vaak nog onduidelijk of het zal lukken. Dit maakt het verhaal spannend.
3. Eind – Hoe loopt het af?
In het eind wordt duidelijk of de hoofdpersonen hun dromen of wensen hebben vervuld. Dat bepaalt of het verhaal goed of slecht afloopt.
Opdracht 1:
Bedenk met de hele groep een kort verhaal voor de eigen film. Bedenk eerst een onderwerp van het verhaal. Werk het onderwerp vervolgens uit tot een verhaal aan de hand van de volgende punten. (Je kunt dus Klassikaal een verhaal bedenken naar aanleiding van bijvoorbeeld een titel of een korte tekst.)
Wie?
Wie zijn de hoofdpersonen van het verhaal? Zijn er nog andere personages? Zo ja, wie zijn dat?
Wat?
Wat maken de hoofdpersonen mee in het verhaal? Wat gebeurt er?
Waar?
Waar speelt het verhaal zich af? Bijv. binnen (in een school of woonkamer) en/of buiten (in een bos of stad).
Waarom?
Waarom doen de personages bepaalde dingen?
Hoe?
Hoe lost het verhaal op?
Aan het uitwerken van het verhaal kan t/m les 6 gewerkt worden. Het verhaal hoeft in deze les dus nog niet helemaal af te zijn. In deze les wordt vooral de basis van het verhaal verzonnen.
Ter inspiratie:
Lees met de kinderen de voorbeeldverhalen in het werkblad verhalen. Deze verhalen kun je gebruiken als basis voor het filmverhaal, waarbij de leerlingen de details kunnen bedenken. Daarnaast zou je ook de volgende uitgangspunten voor het verhaal kunnen gebruiken.
1. Is er een thema of een project in de klas gaande waar het filmverhaal over kan gaan?
2. Is er een boek waarbij het verhaal als inspiratie kan dienen voor de film?
Als het verhaal bedacht is kunnen de kinderen een tekening van het verhaal maken. Als leerkracht kun je het verhaal uit schrijven en dat in de verschillende onderdelen van het lesprogramma weer voorlezen. Hierdoor leren de kinderen het verhaal goed kennen. Ook kan het verhaal tijdens elke les weer bijgeschaafd en verbeterd worden.
Begippenlijst: