Benodigdheden: - Digibord met geluid, verbonden met het internet
- LessonUp-les ‘De Filmfabriek, les 1-VERHAAL groep 5/ 6
- Werkblad 1.1 Begrippenlijst verhaal
- Werkblad 1.2 Werkblad verhaal
- Werkblad 1.3 Basisverhalen
Lesinhoud:
- Verkenning: Inhoud en introductie van de les(sen)
- Informatie: Theorie over het verhaal
Leerdoelen:
- Herkent onderdelen van het verhaal (hoofdpersoon, climax, begin-midden- einde) en wijst ze in de film aan.
- Vergelijkt de visie en de boodschap van een onderzochte film met die van films die de leerling in zijn vrije tijd bekijkt en produceert (o.a. online gestreamde content).
- Bedenkt op basis van een voorbeeld, een idee voor een korte (fictie of non-fictie) film.
Een verhaal bestaat vaak uit drie onderdelen.
- Begin – Over wie gaat het en waar speelt het zich af?In het begin worden de hoofdpersonen voorgesteld, met vaak elk hun doel (droom of wens). Vaak is er een goede hoofdpersoon (de ‘protagonist’), en een slechte hoofdpersoon (de ‘antagonist’). Ook wordt duidelijk waar het verhaal zich afspeelt (locatie en tijdsperiode, bijv. in het bos, de middeleeuwen, etc.) en wat de sfeer van de film is (spannend, grappig, etc.).
- Midden – Wat gebeurt er en waarom? In het midden wordt de goede hoofdpersoon vaak tegengewerkt door de slechterik. Soms moet de goede hoofdpersoon wat oplossen of onderzoeken, om zijn/haar droom of wens uit te kunnen laten komen. In het midden is het vaak nog onduidelijk of het zal lukken. Dit maakt het verhaal spannend.
- Eind – Hoe loopt het af? In het eind wordt duidelijk of de hoofdpersonen hun dromen of wensen hebben vervuld. Dat bepaalt of het verhaal goed of slecht afloopt.
In een film gaat het verhaal bijna altijd om tegenstellingen. De hoofdpersoon heeft een wens, wordt door omstandigheden of mensen (obstakels) tegen gehouden. En uiteindelijk overwint de hoofdpersoon de obstakels.
Opdracht 1:
Bedenk met de hele groep een kort verhaal voor de eigen film. Bedenk eerst een onderwerp van het verhaal.
Je kunt Klassikaal een verhaal bedenken naar aanleiding van boek, gebeurtenis of titel.
Werk het verhaal uit aan de hand van de volgende punten.
Wie?
Wie zijn de hoofdpersonen van het verhaal? Zijn er nog andere personages? Zo ja, wie zijn dat?
Waar?
Waar speelt het verhaal zich af? Bijv. binnen (in een school of woonkamer) en/of buiten (in een bos of stad).
Wanneer?
Wanneer speelt het verhaal zich af? Noem de periode (bijv. in de middeleeuwen, in de toekomst of in de zomer). Noem ook de duur (vindt het verhaal bijv. plaats op één dag of in een maand).
Wat?
Wat maken de hoofdpersonen mee in het verhaal? Wat gebeurt er?
Waarom?
Waarom doen de personages bepaalde dingen? Wat is hun motivatie?
Hoe?
Hoe lost het verhaal op?
Aan het uitwerken van het verhaal kan t/m les 5 gewerkt worden. Het verhaal hoeft in deze les dus nog niet helemaal af te zijn. In deze les wordt vooral de basis van het verhaal verzonnen.
Ter inspiratie:
Lees met de kinderen de voorbeeldverhalen in het werkblad Basisverhalen. Deze verhalen kun je gebruiken als basis voor het filmverhaal, waarbij de leerlingen de details kunnen bedenken. Bedenk daarnaast het volgende:
- Is er een thema/project in de klas waar het filmverhaal over kan gaan?
- Is er een boek waarbij het verhaal als inspiratie kan dienen voor de film?
- Wie is er al eens op (school)reis geweest? Heb je toen wat spannends meegemaakt?
- Wie doet er in het weekend wel eens wat leuks (bijv. sport of hobby)? Zo ja, wat doe je dan?
- Heeft één van de ouders misschien een inspirerende baan?
Opdracht 2:
Naar aanleiding van de antwoorden op deze punten gaan de leerlingen zelfstandig met het verhaal aan de slag. Ze kunnen het verhaal opschrijven. Zo’n verhaal noem je een synopsis. Het is niet langer dan 1 pagina. Voor leerlingen die schrijven moeilijk vinden maar wel graag tekenen maken een tekening van het verhaal.
Opdracht 3:
Vraag een aantal leerlingen om hun verhaal voor te lezen voor de klas of de tekening te laten zien met een mondelinge uitleg aan de klas.