A3 - 2.3

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 2

Paragraaf 3

Bronnen: Mobiliteit in 2050

Leerdoelen:

• dat er maatregelen nodig zijn om alle plaatsen in Nederland in de toekomst bereikbaar te houden.
• welke mogelijkheden er zijn om de mobiliteit toekomstbestendig te maken.
• welke verschillen er zijn tussen de problemen en oplossingen in de stad en op het platteland.

Mobiliteit = hoe snel/gemakkelijk mensen of goederen zich verplaatsen.

Groei welvaart + verbetering infrastructuur 

=> toename mobiliteit.

Forens = iemand die voor werk tussen woon- en werkgemeente moet reizen.

------>

woon-werkverkeer.

Bron 1: Sneller OV

• OV (openbaar vervoer) moet sneller en duurzamer voor bv. forensen. 

• Voorbeeld: sneller, vaker, waterbus, computergestuurd.

Bron 2: minder reizen

• Gem. NL'er reist 42,5 min naar werk. Erg veel!
• Door grote bevolkingsgroei meer files.
• Oplossing > huizen bouwen dicht bij werk, school en voorzieningen --> minder mobiliteit nodig. 
• (Goedkoper dan nieuwe infrastructuur aanleggen.)

Bron 3: banen bereikbaar binnen 45 min.

Bron 4: Elektrische fietsen/auto's

Sinds 2018: meer elektrische fietsen verkocht dan gewone.

Ook steeds meer elektrische auto's (laadpalen).

Bron 5: buiten de stad

Gebieden met bevolkingskrimp (platteland) --> risico op vervoersarmoede: OV verdwijnt.

Steeds moeilijker om OV beschikbaar/betaalbaar te houden. Steeds meer OV verdwijnt.

Bron 6: Delen scheelt

• Deelauto's, -scooters,
  -fietsen.
• Goedkoop, snel, duurzaam alternatief.

Gevolg: ruimte vrij, minder parkeerplekken nodig.

Bron 7: Goederenvervoer

• Online bestellen --> veel verkeer.

•  (Oude, vervuilende busjes vaak al vervangen door elektrische bussen.)

• Oplossing: één centraal afgiftepunt, per water/fiets.

Bron 8: Slimmer op weg

• Andere tijden gebruiken dan spitstijden (voor bv. hogescholen). 
• Slimme verkeerslichten > files voorkomen.
• OV apps beter.

Opdrachten 2.3:

1a-c, 2, 3ab, 4ade, 5, 6ab, 7ab.